Skip to Content

(Poging tot het) Draaien van een kind in stuitligging

Bij controle is gebleken dat jouw baby in een stuitligging in de baarmoeder ligt. In deze folder lees je wat een stuitligging is en wordt uitgelegd hoe geprobeerd wordt om de baby weer terug te draaien. Hebt je na het lezen van deze informatie nog vragen, aarzel dan niet om deze te stellen aan jouw gynaecoloog en/of verloskundige.

Wat is een stuitligging?

Er zijn twee soorten stuitligging waarin je kind kan liggen, de volkomen stuitligging of de onvolkomen stuitligging. Een stuitligging betekent dat je kind met de billen eerst ligt in plaats van het hoofd eerst.

volkomen stuitligging

Volkomen stuitligging

onvolkomen stuitligging

Onvolkomen stuitligging

Wanneer wordt er een poging tot draaien gedaan?

Tot ongeveer 36 weken in de zwangerschap kan je kind nog zelf draaien. Wanneer dit niet gebeurt, kan er besloten worden om, met hulp van de gynaecoloog, het kind te draaien. Dit gebeurt meestal rond de 36 weken, soms kan dit eerder of later zijn, afhankelijk van jouw situatie. Het is bijna altijd mogelijk om tot aan de bevalling te proberen het kind te draaien.

Wanneer de gynaecoloog het onverstandig vindt om het kindje te draaien of het lukt niet, zijn er nog de volgende mogelijkheden:

  1. een vaginale bevalling waarbij eerst de billen of voeten worden geboren;
  2. een keizersnede bij ongeveer 39 weken zwangerschapsduur.

Jouw gynaecoloog bespreekt met je wat in jouw situatie de beste mogelijkheid is.

Het draaien van een kind in stuitligging

Je kind wordt gedraaid, omdat de risico’s voor het kind en de moeder het kleinst zijn bij een vaginale geboorte in hoofdligging. Het draaien van je baby gebeurt op de polikliniek, een enkele keer gebeurt dit op een verloskamer en wordt gedaan door een van de gynaecologen.
Je neemt plaats op een bed of onderzoeksbank. Voordat de gynaecoloog met het draaien begint, wordt een CTG (=hartfilmpje) van jouw baby gemaakt. Ook wordt gecontroleerd of jouw kind daadwerkelijk nog in stuitligging ligt en of er sprake is van een volkomen of onvolkomen stuit (zie figuur).
Je krijgt een infuusnaaldje in een arm waardoor een weeënremmend middel gespoten wordt. Dit middel zorgt ervoor dat de baarmoeder tijdens het draaien niet samentrekt. Daardoor kan jouw hartslag een paar uur lang versnellen en je kunt last krijgen van hartkloppingen. Het is belangrijk dat je zo ontspannen mogelijk ligt en jouw buikspieren niet aanspant. Misschien vind je een kussen onder je knieën prettig. Als je een goede houding hebt gevonden, pakt de gynaecoloog het kind vast. Eén hand pakt net boven jouw schaambeen de billen van het kind en probeert deze omhoog te drukken. De andere hand pakt aan de bovenkant van jouw buik het hoofd van het kind en probeert dit naar beneden te duwen. Op deze wijze duikelt het kind tot het met zijn hoofd beneden ligt. Hoe lang het draaien duurt verschilt, van minder dan 30 seconden tot soms meer dan 5 minuten. Na afloop wordt de hartslag van jouw kind opnieuw gecontroleerd.

Hoe vaak lukt het om een kind te draaien?

Of het zal lukken om een kind te draaien, valt niet te voorspellen. Over het algemeen geldt: hoe vroeger in de zwangerschap en hoe meer vruchtwater, des te gemakkelijker het is om het kind te draaien. Dat heeft ook een keerzijde: als het kind gemakkelijk te draaien is, is de kans ook groot dat het zelf weer terug draait.

In een aantal situaties is het draaien moeilijker:

  • In een verder gevorderde zwangerschap is de hoeveelheid vruchtwater kleiner en de baby groter, wat het draaien moeilijker maakt.
  • Als de moederkoek op de voorwand van de baarmoeder ligt, is het moeilijker om het kind te kunnen vasthouden bij het draaien.
  • Hoe kleiner en zwaarder u zelf bent, hoe moeilijker het draaien wordt.
  • Bij een eerste zwangerschap is de baarmoeder nog stevig en heeft het draaien minder kans op succes dan bij een tweede of derde zwangerschap.

Gemiddeld is de kans op succes ongeveer 40%. Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om een of beide kinderen te draaien. Ook bij een verhoogde bloeddruk of een litteken in de baarmoeder (bijvoorbeeld door een eerdere keizersnede) kan de gynaecoloog soms besluiten om het kind niet te draaien.

Mogelijke gevolgen en complicaties van het draaien

Voor de moeder zijn er geen gevaren. Het weeënremmend middel om de baarmoeder te ontspannen kan bijwerkingen geven, maar die gaan altijd vanzelf over. De buikwand kan door het duwen een paar dagen gevoelig en pijnlijk zijn. Dat is vervelend, maar kan geen kwaad. Na het draaien is de hartslag van de baby soms wat trager maar die wordt bijna altijd vanzelf weer normaal. Een enkele keer (bij veel minder dan 1%) blijft de hartslag afwijkend en is direct een keizersnede noodzakelijk.

Na het draaien

Als het is gelukt om jouw kind te draaien, kun je in principe gewoon thuis bevallen (tenzij je een andere reden hebt voor een ziekenhuisbevalling). Het kind kan uit zichzelf weer terug draaien naar een stuitligging. Blijft het kind in stuitligging liggen dan moet je in het ziekenhuis onder controle blijven voor de zwangerschap en de bevalling. Hoe je gaat bevallen, wordt uitvoerig met je besproken op de polikliniek.

Vrouwen met de bloedgroep rhesus-negatief, waarvan bekend is dat het kind rhesus-positief is, krijgen na afloop van een draaipoging een injectie met anti-D, of het nu gelukt is het kind te draaien of niet. (Zie voor meer informatie de folder Zwanger, algemene informatie en Bloedgroep, rhesusfactor en irregulaire antistoffen, wanneer nodig ontvang je deze folders op de polikliniek gynaecologie)
Na de poging tot draaien kun je gewoon jouw dagelijkse bezigheden weer hervatten en hoef je niet speciaal rust te houden of andere maatregelen te treffen.