Skip to Content

Zaadbalkanker (testistumor)

De uroloog heeft je verteld dat je zaadbalkanker (testistumor) hebt en dat hiervoor een behandeling en/of verder onderzoek nodig is. Zaadbalkanker is een agressieve kanker, waarbij altijd direct actie nodig is. Het is belangrijk om snel weefselonderzoek te doen. Daarom moeten de zaadbal, de bijbal en de zaadstreng helemaal worden weggenomen. De uroloog zal dit zo snel mogelijk operatief willen doen.

De operatie is het begin van de behandeling. Hoewel het medisch gezien een kleine ingreep is, kan het emotioneel ingrijpend zijn. Bij de behandeling van kanker zijn vaak veel zorgverleners betrokken. De polikliniek urologie heeft casemanagers om je te ondersteunen en begeleiden tijdens deze periode.

Je kunt op werkdagen tussen 8.30 en 17.00 uur contact opnemen met je casemanager door te bellen naar polikliniek urologie: 0413 - 40 19 68. Als ze niet meteen bereikbaar zijn, nemen ze binnen 24 uur contact met je op.

De zaadbal

De zaadbal

De mannelijke geslachtsorganen zijn de penis, balzak en prostaat. De zaadballen, ook bekend als teelballen of testikels, zitten samen met twee kleinere bijballen in de balzak. De bijballen liggen aan de achterkant van de zaadballen. Een ander woord voor balzak is scrotum.

In de zaadballen worden mannelijke hormonen en zaadcellen gemaakt. De zaadcellen ontstaan in de zaadballen en rijpen vervolgens in de bijballen. Bij een zaadlozing komen de zaadcellen samen met het zaadvocht, dat in de prostaat wordt gemaakt. Dit wordt sperma genoemd en komt via de penis naar buiten bij een zaadlozing.

Zaadbalkanker

Zaadbalkanker is wanneer cellen in een zaadbal ongecontroleerd groeien. Andere namen voor zaadbalkanker zijn teelbalkanker of testiscarcinoom. Hoewel het een zeldzame ziekte is, is het de meest voorkomende vorm van kanker bij jonge mannen tussen de 15 en 35 jaar. Soms komt het ook voor bij oudere mannen.

Het is erg belangrijk om zaadbalkanker vroeg te ontdekken en snel te behandelen omdat dit de kans op herstel vergroot. Er is weinig bekend Over de oorzaken van zaadbalkanker is weinig bekend.

Het begint meestal in de cellen die zaad produceren: de kiemcellen. Tumoren die hieruit ontstaan worden kiemceltumoren genoemd.

Zaadbalkanker kan soms ook ontstaan uit andere cellen in de zaadbal, maar dit is zeldzaam. Deze informatie richt zich alleen op kiemceltumoren in de zaadballen. Het type tumor kan alleen worden vastgesteld door weefsel van de zaadbal te onderzoeken.

Soorten kiemceltumoren

De kiemceltumoren in de zaadbal worden in twee groepen ingedeeld:

  • seminoom: ontstaat in het binnenste deel van de zaadbal, daar waar de zaadcellen worden gemaakt. Ongeveer 50 procent van alle zaadbaltumoren is een seminoom.
  • non-seminoom: dit is een verzamelnaam voor andere kiemceltumoren dan het seminoom.

Symptomen

Zaadbalkanker kun je zelf ontdekken. De bal kan iets groter zijn en soms is er een knobbel(s) voelbaar in je zaadbal. Deze kunnen pijnlijk zijn, maar het hoeft niet.

Sommige mannen hebben klachten door uitzaaiingen van zaadbalkanker, maar dit is uiterst zeldzaam:

  • buik- of rugpijn
  • een zwelling van de borstklier of rond de tepel
  • kortademigheid
  • pijn op de borst
  • hoesten en bloed opspugen

Het is belangrijk om bij veranderingen aan je zaadballen meteen naar de huisarts te gaan. Mocht het zaadbalkanker zijn, dan is het meestal goed te genezen als je er op tijd bij bent.

Misverstanden

  • Zaadbalkanker wordt niet veroorzaakt door zelfbevrediging (masturbatie) of door andere seksuele activiteiten.
  • Zaadbalkanker is geen geslachtsziekte.
  • Zaadbalkanker is niet besmettelijk. Ook niet als er bij het vrijen sperma in of op het lichaam van de partner komt.

Diagnostiek

Lichamelijk onderzoek

Om te weten hoe het met je gezondheid gaat en als het kan, om te zien of er een tumor of een probleem is, doet de uroloog algeheel lichamelijk onderzoek, waaronder zorgvuldig voelen aan de balzak.   

Meestal is er extra onderzoek nodig om te zien of het kanker is, en om te weten hoe groot, waar en hoe ver de tumor zich heeft verspreid, en of er uitzaaiingen zijn.

Echografie

Met geluidsgolven kunnen weefsels en organen zichtbaar worden gemaakt op een scherm. Een apparaat genaamd een transducer, die we over je huid heen bewegen, zendt geluidsgolven uit en vangt ze op. Deze golven kaatsen terug in verschillende weefsels, en de transducer ontvangt de golven terug in verschillende lengtes, afhankelijk van hoe dicht de weefsels zijn. De signalen die worden opgevangen, worden door een computer omgezet in beelden, die door de radioloog worden bekeken en beoordeeld.

Bloedonderzoek

Bij zaadbalkanker kunnen bepaalde stoffen in het bloed verhoogd zijn. Deze stoffen worden tumor merkstoffen genoemd.

Tumor merkstoffen zijn stoffen die het lichaam aanmaakt als reactie op de kanker, of stoffen die door de kanker zelf worden gemaakt. Deze stoffen kunnen worden gemeten in het bloed. Dit bloedonderzoek wordt altijd voor aan de operatie gedaan en meestal ook erna.

Weefselonderzoek

Om zeker te weten wat er aan de hand is, is weefselonderzoek nodig. Dit wordt zo snel mogelijk gedaan.

Voor dit onderzoek moeten de zaadbal, de bijbal en de zaadstreng helemaal worden verwijderd tijdens de operatie. Het weggenomen weefsel wordt naar een patholoog gestuurd, die het onderzoekt op kwaadaardige cellen. Als zaadbalkanker wordt vastgesteld, wordt ook bekeken om welke vorm het gaat.

CT-scan

Omdat er een kans is dat de kanker is uitgezaaid, wordt een CT- scan gemaakt van de borst en buik.

CT staat voor computer tomografie. Tijdens een CT- onderzoek worden met behulp van röntgenstralen en contrastvloeistof foto’s gemaakt van dwarsdoorsneden van het lichaam. Deze foto’s geven informatie over de vorm, structuur en locatie van de inwendige organen of weefsels in het te onderzochte gebied, waardoor eventuele uitzaaiingen in borst en buik kunnen worden opgespoord.

Behandeling

Chirurgische ingreep

Vaak word je snel geopereerd en blijf je 1 tot 2 dagen in het ziekenhuis. Tijdens de operatie worden de zaadbal, bijbal en zaadstreng volledig verwijderd. Deze operatie wordt orchidectomie genoemd en gebeurt onder narcose of met een ruggenprik.

Vervolgbehandeling

De verdere behandeling hangt af van wat er is gevonden in het weefsel dat is weggenomen en van de CT-scan.

In alle gevallen wordt jouw situatie besproken in een team van verschillende artsen, zoals een uroloog, oncoloog, radiotherapeut, patholoog en uroloog van een academisch ziekenhuis. De uroloog blijft jouw aanspreekpunt.

Vruchtbaarheid en seksualiteit

Vruchtbaarheid

Het weghalen van een zaadbal heeft meestal geen effect op je vruchtbaarheid.

Als je chemotherapie krijgt, ben je gedurende langere tijd niet vruchtbaar ,maar dit komt vaak na tijdje weer terug. Als je van plan bent om in de toekomst kinderen te krijgen, bespreek dit dan met je arts. Het is namelijk mogelijk om sperma te laten invriezen voordat je met de chemotherapie begint.

Seksualiteit

Het verwijderen van een zaadbal betekent niet dat je problemen krijgt met het krijgen van een erectie.

De andere zaadbal kan genoeg mannelijk hormoon produceren. Sommige mannen met zaadbalkanker ervaren wel veranderingen in hun seksleven, soms positief en soms negatief. Dit kan komen door veranderingen in zelfbeeld, vermoeidheid of het aanpassen aan een verandering in het lichaam.

Als je wilt kan er een zaadbalprothese geplaats worden. Maar het uiterlijke effect valt vaak tegen. Praat hierover met je uroloog.

Informatie voorziening

Koningin Wilhelmina Fonds (KWF)

Het KWF zet zich in voor promotie van wetenschappelijk onderzoek, voorlichting, patiënten ondersteuning en fondswerving. Zij werken intensief samen met patiënten organisaties.

Stichting Zaadbalkanker

De Zaadbalkanker Stichting is een patiëntenorganisatie opgericht door patiënten en voor patiënten. Het doel is om te informeren over zaadbalkanker en de behandeling daarvan, om ervaringen uit te wisselen en om de belangen van zaadbalkanker-patiënten te behartigen.

NFK

Nederlandse Federatie van Kankerorganisaties

Websites

Literatuur

Magazine Stichting zaadbalkanker

De lastmeter

Kanker en de behandeling ervan kunnen je leven flink veranderen. Naast lichamelijke klachten, kun je ook last hebben van psychische, sociale en praktische problemen. Je kunt gevoelens van angst, onzekerheid, somberheid of boosheid ervaren. Op praktisch gebied kunnen er problemen zijn met vervoer, huishouden of geld.

Ook op sociaal gebied kunnen er veranderingen ontstaan in je relaties, werk of sociale activiteiten.

Misschien  kun je zelf of met hulp van familie, vrienden, je arts en verpleegkundige problemen oplossen.

Tijdens of na de behandeling heb je mogelijk behoefte aan ondersteuning. Om ervoor te zorgen dat je die op het juiste moment en van de juiste persoon krijgt, gebruiken we de Lastmeter.

Met de Lastmeter kun je aangeven hoe het met je gaat en hoeveel last je hebt van problemen, klachten en zorgen. Op de Lastmeter staat een schaal van 0 tot 10, waarbij "0" geen last betekent en "10" extreem veel last. Je plaatst een streepje op de meter om aan te geven hoeveel last je ervaart. Bij de vragenlijst hoef je alleen ja of nee aan te kruisen.

De Lastmeter helpt je om aan te geven welke klachten je hebt en de verpleegkundige zal de lijst met je bepreken en je indien nodig doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverleners zoals een diëtist, fysiotherapeut, maatschappelijk werker, geestelijk verzorger of psycholoog.

Je kunt ook contact opnemen met lotgenoten of deelnemen aan een revalidatieprogramma.

Wij zullen je vragen de Lastmeter enkele keren per jaar in te vullen, maar het is aan jou of je dat wilt doen.

De Lastmeter geeft je de kans om aan je zorgverlener(s) te laten weten hoe het met je gaat en helpt je om te praten over je ziekte en de gevolgen ervan. Ook kun je aangeven of je behoefte hebt aan ondersteuning, zoals een gesprek met een psycholoog of contact met lotgenoten. Je kunt altijd om ondersteuning vragen, zelfs als de Lastmeter aangeeft dat dat niet nodig is.

Heb je nog vragen?

Heb je na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan gerust contact op met polikliniek urologie: 0413 - 40 19 68 (8.00 - 17.00 uur).

Tip: noteer eventuele vragen en aantekeningen. Deze vragen en/of aantekeningen kun je in een volgend gesprek met je zorgverlener aan bod laten komen.