Skip to Content

Algemene informatie over antistolling

Antistollingsmiddelen zijn medicijnen die de stolling van het bloed verminderen of vertragen. Ze worden ook wel bloedverdunners genoemd. Dit is eigenlijk niet de juiste benaming. Het bloed wordt niet dunner, het stolt minder snel.

Wat zijn antistollingsmiddelen?

Iedereen kent het stollen van het bloed bij een uitwendige wond. In een ader, slagader of in het hart kunnen ook zonder uitwendige verwonding stolsels ontstaan. Dit kan bijvoorbeeld bij aderverkalking, immobilisatie of ritmeproblemen van het hart. Antistollingsmiddelen gaan stolselvorming tegen, voorkomen uitbreiding en verminderen zo de kans op losschieten van een stolsel. Zo kunnen ze onder andere een hartinfarct of herseninfarct voorkomen.

Met antistollingsmiddelen probeert uw arts de juiste balans te vinden: het bloed mag niet te veel stollen om trombose te voorkomen. Het mag ook niet te weinig stollen, want dan kunnen ongewenste bloedingen ontstaan.

Artsen schrijven deze medicijnen voor bij:

  • Bij de hartritmestoornis boezemfibrilleren (ook wel atriumfibrilleren genoemd)
  • Bij een trombosebeen of longembolie
  • Na een hart- of herseninfarct
  • Bij een kunsthartklep/bij een biologische hartklep
  • Bij arterieel vaatlijden/dotterprocedures/stentplaatsing

We onderscheiden vier groepen antistollingsmiddelen:

Voor een goede bloedstolling zijn bloedplaatjes, eiwitten en stollingsfactoren nodig. De hierna genoemde antistollingsmiddelen grijpen in op een van de onderdelen van het bloedstollingsproces.

  1. Plaatjesremmers: zij maken de bloedplaatjes (cellen in uw bloed) minder kleverig. Voorbeelden hiervan zijn aspirine, clopidogrel, ticagrelor, prasugrel en persantin.Ze worden met name gebruikt bij arterieel vaatlijden zoals een hartinfarct, herseninfarct of vaatlijden in de benen. Arterieel vaatlijden wordt veroorzaakt door aderverkalking in de slagaders. Slagaders zijn de bloedvaten die het bloed van het hart naar de organen voeren. Controle van uw bloed is bij deze middelen niet nodig.
  2. Vitamine K antagonisten (VKA’s): acenocoumarol/fenprocoumon; deze middelen gaan de werking van vitamine K tegen. De lever heeft vitamine K nodig om bepaalde stollingsfactoren te maken. Als de lever deze stollingsfactoren in verminderde mate maakt, dan stolt het bloed niet zo goed en is dus ‘dunner’. Deze antistollingsmiddelen hebben bepaalde nadelen. Zo duurt het een aantal dagen voordat ze werken en varieert de dosis per persoon en ook nog eens in de tijd. De werking van deze VKA’s wordt beïnvloed door andere medicijnen en de gezondheidstoestand van de patiënt. Dit betekent dat het bloed regelmatig (in het begin vaak wekelijks) gecontroleerd moet worden om te zien of het niet te dun of te dik is. Dit gebeurt bij de trombosedienst, door middel van het meten van de INR waarde. Voordeel van deze middelen is dat ze nauwelijks bijwerkingen hebben en dat ze voor meerdere symptomen inzetbaar zijn.
  3. DOAC’s: directe orale anticoagulantia, dabigatran, rivaroxaban, apixaban, edoxaban.
  4. Spuitjes met laag moleculaire gewichtsheparines (LMWH’s); deze worden onder de huid toegediend. In Bernhoven gebruiken we adroparine in de vorm van fraxodi/fraxiparine. Deze middelen blokkeren stollingsfactoren en werken vrijwel direct (na ± 20 min.). De werkingsduur is kort 12-24 uur. Ze worden vaak gegeven na een ingreep ter voorkoming van trombose of ter “overbrugging” bij start of tijdelijk staken van een VKA.

Er is altijd een middel van eerste keuze voor een bepaalde aandoening. Soms is het nodig om meerdere middelen gelijktijdig te gebruiken. Uw behandelaar legt dit uit en overlegt met u wat voor u het beste is.

Patiënten die DOAC’s of VKA gebruiken

De zorg voor patiënten met DOAC’s wordt, net als voor patiënten die VKA’s gebruiken, uitgevoerd door de trombosedienst. Voor vragen betreffende een ingreep, bijwerkingen, bloedingen kunt u hier terecht.

Een patiënt die een DOAC gebruikt, wordt twee maal per jaar via de trombosedienst opgeroepen voor een controle van de nierfunctie. Als u binnen twee weken na het onderzoek niets heeft gehoord is de uitslag goed.

Tips voor de gebruiker

  • Stop nooit zomaar met antistollingsmiddelen, welke u ook gebruikt
  • Raadpleeg uw arts bij bloedingen, en breng bij VKA- en DOAC-gebruik ook de trombosedienst op de hoogte
  • Raadpleeg bij vragen uw behandelend specialist, huisarts, apotheker of de trombosedienst

Heeft u nog vragen?

Heeft u nog vragen, neem dan contact op met de trombosedienst 0413 - 40 30 00.

Overzicht groepen antistollingsmiddelen en hun specifieke werking

Groep 1 Plaatjesremmers

Stof / merknaam

Acetylsalicylzuur =Asa

Clopidrogel = Plavix

Dipyridamol = Persantin

Ticagrelor = Brilique

Prasugrel = Efient

 

Gebruikt bij

Arterieel vaatlijden

Na een CVA/TIA

Na een hartinfarct

Bij een stent in de (krans)slagaders

Na een CVA

Na een stent in de (krans)slagaders en/of een hartinfarct (maximaal 1 jaar)

Na een CVA/TIA

Bij een hartinfarct / stent in de kransslagaders (maximaal 1 jaar)

Dosis

Vaste dosering

Vaste dosering

Vaste dosering

Vaste dosering

Opnametijdstip

Vast tijdstip, 1x daags

Vast tijdstip, 1x daags

2x daags (in de ochtend en ‘s avonds

1x daags Pasugrel

2x daags (ochtend en avond) Ticagrelor

 

Bloedcontrole

Niet nodig

Niet nodig

Niet nodig

Niet nodig

Invloed van

andere medicatie

Weinig. Pas op met andere bloedverdunners

Weinig – matig. Pas op met andere bloedverdunners

Weinig

Weinig bij Prasugrel

Veel bij Ticagrelor Pas op met andere bloedverdunners

Bijwerkingen

Huiduitslag

Maagklachten

Kortademigheid (m.n. bij astma)

Maag/darm bezwaren

Huiduitslag / jeuk

Hoofdpijn

Duizeligheid

Maag/darm bezwaren

Huiduitslag / jeuk

Hoofdpijn

Duizeligheid

Maag/darm bezwaren

Huiduitslag / jeuk

Hoofdpijn

Duizeligheid

Kortademigheid

Bloedingen

Regelmatig, m.n. huid- en slijmvliesbloedingen

Regelmatig, m.n. huid- en slijmvliesbloedingen

Soms bloedingen (dan vaak in combinatie met Asa)

Regelmatig, m.n. huid- en slijmvliesbloedingen

Antidotum (tegengif)

Geen

Geen

Geen

Geen

Behandeling bij bloeding

Bloedplaatjes

Andere bloedproducten

Bloedplaatjes

Andere bloedproducten

Vaak niet nodig! Eventueel bloedplaatjes

Bloedplaatjes

Andere bloedproducten

Effectiviteit t.a.v. voorkomen herseninfarct/vaatafsluiting

Bewezen effectief

Ter voorkoming CVA vergelijkbaar met Asa+Persantin

Bij hartinfarct/stent in combinatie met Asa beter dan Asa alleen

Ter voorkoming v an CVA is Asa + Persantin beter dan Asa alleen

Combinatie Ticagrelor/Asa beter dan Plavix/Asa bij hartinfarct/stent. Echter ook meer bloedingen

Begin van werking

Enkele uren

Enkele uren

Enkele uren

Enkele uren

Werkingsduur

7-10 dagen

7-10 dagen

1-2 dagen

7-10 dagen

Mogelijk in medicijnrol

Kan

Kan

Kan

Kan

Invloed nierfunctie

Geen

Voorzichtig i.v.m. beperkte ervaring

Geen

Voorzichtig i.v.m. beperkte ervaring

Borstvoeding

Geen probleem bij lage dosering Asa

Niet gebruiken

Alleen op strikte indicatie gebruiken

Niet gebruiken

Zwangerschap

Tot maximaal 100 mg per dag alleen op strikte indicatie

Niet gebruiken

Alleen op strikte indicatie

Niet gebruiken

Kinderen

Op strikte indicatie

Niet gebruiken

Niet gebruiken

Niet gebruiken



Groep 2+3 Vitamine A antagonisten en Directe orale anticoagulantia

 

 

VKA

DOAC

Gebruikt bij

Boezemfibrilleren, hartklep (mechanisch, bio), trombosebeen, longembolie, vaatlijden, preventie van trombose na heup- en knie-OK

Boezemfibrilleren, trombosebeen longembolie, preventie trombose na heup- en knie-OK

Dosis

Wisselende dosis

Vaste dosering

Innametijdstip

1x daags rond 18.00 uur

1x daags (vast tijdstip); Rivaroxaban en Edoxaban

2x daags (ochtend+avond); Dabigatran en Apixaban

Bloedcontroles

Frequente INR meting (minimaal 10x per jaar)

1-2x per jaar de nierfunctie bepalen

Invloed van andere medicatie

veel

weinig

Bijwerkingen

Weinig (zelden huidafwijkingen of haaruitval)

In 10-15% maag-darmklachten, vermoeidheid en/of huidafwijkingen

Bijwerking op lange termijn

Weinig/niet anders dan op korte termijn

onbekend

Bloedingen

Vergelijkbaar, mogelijk iets meer hersenbloedingen

Vergelijkbaar, mogelijk iets meer maag-darmbloedingen

Antidotum

Vitamine K/stollingsfactoren (cofact)

Praxbind (voor Dabigatran)

Voor de andere middelen nog niet beschikbaar

Behandeling mogelijk bij bloeding

Antidotum, bloedprodukten

Praxbind (bij Dabigatran), bloedprodukten

Effectiviteit (voorkomen herseninfarct, trombose/voorkomen uitbreiden trombose)

Vergelijkbaar met DOAC’s

Vergelijkbaar met VKA’s

Begin van werking

Na dagen tot 1 week

Binnen 2-4 uur

Werkingsduur

Effect verdwijnt na dagen (acenocoumarol) tot 1 week (fenprocoumon)

Na 1 dag stop effect weg

Bij tabletten vergeten dus snel geen bescherming meer!!

Noodzaak spuitjes bij start of rondom een ingreep

Soms (afhankelijk van aandoening of persoonlijk risico)

Bij indicatie DVT/LE ;bij Dabigatran en Edoxaban wel; bij Rivaroxaban en Apixaban niet

Bij atriumfibrilleren niet

Mogelijk in medicijnrol

Niet

Wel met uit zondering van Dabigatran

Nierfunctiestoornis

Geen probleem

Dosis aanpassen/niet gebruiken

Kinderen/borstvoeding

Geen probleem

Niet gebruiken

Zwangerschap

Liever niet gebruiken/ eventueel van 16 -36 weken

Niet gebruiken

 

Groep 4 Laag moleculaire gewichtsheparine

LMWH=laag moleculair gewichtsheparines (“spuitjes”)

Gebruikt bij

ter voorkoming van een trombosebeen/longembolie na operaties/ tijdens ziekenhuisopname bij bedlegerigheid/bij gipsimmobilisatie van het been

ter overbrugging tijdens staken van de VKA’s rondom een ingreep

tijdelijk bij het starten met een VKA /dabigatran/edoxaban bij een aanwezige trombose

behandeling van een trombosebeen/longembolie bij een maligniteit

Dosis

Vaste dosis afhankelijk van gewicht en nierfunctie

Toediening

1x of 2x daags spuiten afhankelijk van de indicatie

De vloeistof wordt onder de huid gespoten (in een huidplooi van de buik of het bovenbeen)

Behandelduur

na een ingreep tot mobilisatie (of tot 6 weken na knie- of heupoperatie)

gedurende gipsimmobilisatie van het been

bij opstarten van dabigatran/edoxaban gedurende 5 dagen

bij opstarten van een VKA, tot 2x een goede INR waarde en minimaal 5 dagen

bij gebruik ivm trombose bij een maligniteit minimaal ½ jaar

Bloedcontroles

In principe niet nodig/ bij nierfunctiestoornis soms wel een bloedtest nodig

Invloed van andere medicatie

Weinig

Pas op met andere “bloedverdunners”

Bijwerkingen

Huiduitslag

Verdikkingen op de injectieplaats

Bloedingen

Bloedingen op de injectieplaats

Verhoogde kans op bloedingen na een ingreep

Antidotum (tegengif)

Protaminesulfaat

Behandeling mogelijk bij bloeding

Antidotum, bloedprodukten

Effectiviteit (ter voorkoming trombose)

Bewezen effectief

Werkingsduur

Effect verdwijnt na 12-24 uur

Stoppen voor een ingreep

Meestal 24 uur

Nierfunctiestoornis

Aanpassen dosering

Kinderen/borstvoeding

Alleen op strikte indicatie

Zwangerschap

Alleen op strikte indicatie

Meer informatie

Meer informatie over antistolling vindt u op: