Skip to Content

Diep veneuze trombose (bloedprop in diepe ader)

Je hebt een echo gehad van je bloedvaten. Op de echo is een bloedprop in een diepe ader te zien. De bloedprop sluit de ader af. Dat noemen we diep veneuze trombose. Het is belangrijk dat je meteen een behandeling krijgt. In deze folder lees je meer over trombose en hoe we het behandelen.

Wat is diep veneuze trombose

Bij diep veneuze trombose is er een bloedstolsel (bloedprop) in een diep gelegen ader ontstaan. Je bloed kan door de prop niet meer goed wegstromen. Het lichaamsdeel waar de bloedprop zit wordt hierdoor dik en pijnlijk. Diep veneuze trombose zit meestal in je been (trombosebeen). De klachten beginnen vaak in je kuit en gaan dan verder naar je bovenbeen.

Oorzaken van trombose

Diep veneuze trombose kan verschillende oorzaken hebben:

  • vertraging van je bloedstroom, bijvoorbeeld door lange tijd bedrust of zwangerschap;
  • gips bij een botbreuk, je beweegt je lichaamsdeel dan lange tijd niet;
  • beschadiging van een vaatwand, bijvoorbeeld door een operatie of ongeluk;
  • actieve bloedstolling. Een grote operatie, ernstige infectie, zwangerschap of bevalling kunnen de bloedstolling op het verkeerde moment of de verkeerde plek activeren;
  • zwangerschap;
  • de eerste tijd na een bevalling (kraambed);
  • stollingsstoornis;
  • roken;
  • gebruik van een anticonceptiepil (roken verhoogt dit risico);
  • uitdroging, waardoor je bloed dikker wordt;
  • kanker;
  • hartfalen;
  • een lange vliegreis (langer dan 6 uur).

Problemen die kunnen ontstaan

Diep veneuze trombose komt veel voor. Meestal zonder ernstige gevolgen. Het kan gebeuren dat een deel van een bloedprop losschiet en in je longen terechtkomt. Dit heet een longembolie.

Ook als diep veneuze trombose met succes behandeld is, kun je toch weer nieuwe klachten krijgen. Zoals zwelling of pijn. We noemen dit een post-trombotisch syndroom. Het post-trombotisch syndroom ontwikkelt zich meestal binnen 2 jaar nadat je trombose had. Het kan ook nog een paar jaren later ontstaan. Ongeveer de helft van de mensen met een trombosebeen kan te maken krijgen met het post-trombotisch syndroom.

Hoe behandelen we trombose

De behandeling van diep veneuze trombose zorgt ervoor dat bloedstolsels niet groter worden. Soms lossen bloedstolsels helemaal op. De behandeling bestaat uit:

  1. bloedverdunners (antistollingsmedicijnen);
  2. compressietherapie met zwachtels (drukverband) en steunkousen.

Behandeling met bloedverdunners (antistollingsmedicijnen)

DOAC’s als antistollingsmedicijn

Antistollingsmedicijnen zorgen ervoor dat je bloed minder snel stolt. We noemen ze ook wel bloedverdunners. Op de spoedeisende hulp krijg je meteen antistollingsmedicijnen als we weten dat je trombose hebt. De eerste keus is een van de DOAC’s (direct werkende anticoagulantia). Dat zijn antistollingsmedicijnen die meteen werken. We kiezen dan meestal voor rivaroxaban of apixaban.

Rivaroxaban, onder de merknaam Xarelto®

  • Dit medicijn neem je tijdens het eten in.
  • Dag 1 tot en met 21: 2 keer per dag 15 mg.
  • Vanaf dag 22: 1 keer per dag 20 mg.

Apixaban, onder de merknaam Eliquis®

  • Dit medicijn mag je bij het eten of zonder erbij te eten nemen.
  • Dag 1 tot en met 7: 2 keer per dag 10 mg
  • Vanaf dag 8: 2 keer per dag 5 mg
  • Na 6 maanden: 2 keer per dag 2,5 mg

Andere DOAC’s

Edoxaban (Lixiana®) en dabigatran (Pradaxa®) zijn andere DOAC’s die je kunt krijgen. Bij deze DOAC’s begin je eerst 5 dagen met injecties (spuitjes onder de huid). In de spuitjes zit LMWH (heparine) onder de merknaam Fraxodi®. Na 5 dagen start je met de edoxaban of dabigatran. Vaak heb je later toch weer een tijdje spuitjes nodig. Daarom kiezen we meestal niet voor deze medicijnen.

Controles

Als je DOAC’s gebruikt is er geen controle van je antistolling nodig. Bij de middelen van de trombosedienst wel. Krijg je langer dan een jaar DOAC’s? Dan controleren we ieder jaar je nierfunctie. Of ieder half jaar, als je nierfunctie minder goed is. Want bij nierfunctiestoornissen kunnen DOAC’s zich opstapelen. Als dat gebeurt, passen we de hoeveelheid DOAC’s die je krijgt aan.

Andere antistollingsmedicijnen

Soms kun je geen DOAC’s gebruiken. Bijvoorbeeld als je een ernstige nierfunctiestoornis of kanker hebt, zwanger bent of net bevallen of als je jonger bent dan 18 jaar. Dan starten we met acenocoumarol tabletten. De acenocoumarol tabletten werken pas na 3 tot 5 dagen. Daarom krijg je eerst tijdelijk Fraxodi® injectiespuitjes. Dat heeft meteen effect.

Fraxodi® injectiespuitjes

De eerste injectie Fraxodi® krijg je op de spoedeisende hulp. Daarna geef je jezelf iedere dag een spuitje. De verpleegkundige leert je hoe dat moet. Doe je dat liever niet zelf? Dan leren we iemand uit je omgeving hoe het moet. Als ook dat niet lukt, regelen we thuiszorg. Deze spuitjes zijn tijdelijk. Je hoort van de trombosedienst wanneer je hier weer mee kunt stoppen. 

Acenocoumarol tabletten

Als het kan starten we ook meteen met het geven van acenocoumarol. Of je dit medicijn krijgt, hangt af van je leeftijd. De verpleegkundige op de spoedeisende hulp legt uit hoe je de medicijnen het beste kunt innemen. Je krijgt ook een recept mee om de medicijnen bij de apotheek op te halen.

  • De tabletten acenocoumarol neem je iedere dag allemaal tegelijk in, het liefst rond 18.00 uur.
  • Je kunt de tabletten nemen bij het eten of zonder erbij te eten nemen. Doe je het tijdens het eten dan heb je minder snel last van maagklachten.

Combinatie van Fraxodi® en acenocoumarol

Het kan dus zo zijn dat je een tijdje 2 medicijnen tegelijk gebruikt: Fraxodi® injectiespuitjes en acenocoumarol tabletten. Als de tabletten na een aantal dagen goed werken kun je stoppen met de spuitjes. Dat hoor je dan van de trombosedienst. Zolang je acenocoumarol gebruikt, blijf je onder controle van de trombosedienst. Zij meten regelmatig de INR-waarde. De INR-waarde zegt iets over je bloedstolling als je acenocoumarol gebruikt. Het geeft aan of de medicijnen je bloed niet te veel of te weinig verdunnen. De hoeveelheid acenocoumarol die je moet slikken, kan dus na iedere controle veranderen.

Controles

Bij het gebruik van acenocoumarol zijn wel controles van je antistolling nodig. Dat is dus anders dan bij DOAC’s. Als de trombosedienst je voor de eerste keer prikt, krijg je ook uitgebreid uitleg over hoe de trombosedienst werkt. Na iedere bloedcontrole bij de trombosedienst sturen we je de volgende dag een nieuwe doseringskalender. Daarop staat de hoeveelheid medicijnen die je iedere dag moet innemen. Ook krijg je meteen de volgende prikdatum. Ziet de trombosedienst grote afwijkingen in de uitslag? Dan belt de trombosedienst je dezelfde dag op over:

  • het aantal tabletten dat je moet slikken;
  • verdere uitleg over je behandeling.

Het is belangrijk dat je de medicijnen inneemt volgens de aanwijzingen van de trombosedienst.

Behandeling met compressietherapie

Compressief verband (drukverband)

Je internist adviseert je benen te laten zwachtelen met een compressief verband. We noemen dat drukverband. We zwachtelen je benen met een bepaalde druk. Daarmee verbetert de bloedafvoer vanuit je benen naar je hart. Het zorgt voor minder druk in je bloedvaten en minder vocht in je benen. Ook raakt je huid beter doorbloed.

Wie doet de behandeling

De thuiszorg komt bij je thuis voor het zwachtelen. Meestal 1 of 2 keer per week. Dat hangt af van hoeveel vocht (oedeem) er in je benen zit.

Je krijgt een verwijsbrief ‘Overdracht thuiszorg, betreft zwachtelen’ van je internist:

  • Krijg je al thuiszorg? Dan kun je zelf contact opnemen en zwachtelen aanvragen.
  • Krijg je nog geen thuiszorg? Dan kies je zelf eerst een thuiszorgorganisatie. Je kunt de thuiszorgorganisatie bellen en een aanvraag doen voor het zwachtelen. In onze regio hebben we bijvoorbeeld de volgende thuiszorgorganisaties: Pantein (0900 – 88 03), Breederzorg (0800 – 12 32) en Brabantzorg (088 – 144 40 07)

Hoe lang duurt de behandeling

Hoe lang je behandeling duurt verschilt per patiënt. Dat hangt ook af van waarom je het compressief verband nodig hebt. Meestal duurt het zwachtelen een aantal weken. Soms duurt het langer.

Belangrijk

  • Het verband mag niet nat worden als je het draagt.
  • We adviseren je regelmatig even te lopen. Dat is goed voor de kuitspierpompfunctie (het terugpompen van je bloed naar je hart). En dat helpt bij de behandeling.
  • Als je minder goed kunt bewegen zijn er een aantal oefeningen die je kunt doen voor je kuitspierpompfunctie:
    • rondjes draaien met je voet;
    • tenen naar je toe trekken en weer los laten;
    • je benen hoog leggen als je gaat zitten.
  • Het is ook goed om in bed je benen wat hoger te leggen. Bijvoorbeeld door een kussen onder je matras te leggen.
  • Draag goede schoenen met een platte zool zodat je tijdens het lopen je voeten goed kunt afwikkelen. Dat stimuleert je bloedsomloop.
  • Je kunt de zwachtels wassen op maximaal 95 graden. Doe ze niet in de droger en leg ze ook niet op de verwarming.

Stoppen met zwachtelen

Het zwachtelen kan stoppen als je been vochtvrij (oedeemvrij) is. Op dat moment maak je zelf een afspraak bij een bandagist voor het aanmeten van een therapeutische elastische kous (steunkous).

Behandeling met een therapeutisch elastische kous (steunkous)

Een belangrijk onderdeel van de behandeling is de therapeutisch elastische kous (TEK). Ook wel steunkous genoemd. Een bandagist meet een steunkous bij je aan. Je internist geeft je hiervoor de verwijsbrief ‘Verwijsbrief therapeutische elastische kousen’. Je kunt zelf een bandagist kiezen in je dorp, of contact opnemen met Anny Willemsen (0492 – 32 19 76). Zij werkt in Uden, Veghel, Boekel en Oss.

Uit onderzoek komt dat het dragen van een steunkous de kans op het post-trombotisch syndroom de helft kleiner maakt. Tekenen van een post-trombotisch been kunnen zijn:

  • een dunne, glanzende huid;
  • roestbruine verkleuringen;
  • vocht in het been;
  • een zwaar vermoeid gevoel;
  • spataderen;
  • en op lange termijn moeilijk genezende wonden en een open been.

De steunkous verhoogt de druk in de ader. Je bloed stroomt daardoor beter terug naar je hart en voorkomt zo dat vocht in je been ophoopt. Je draagt de steunkous in totaal 6 maanden, alleen overdag. Het is wel belangrijk dat je daarna helemaal geen klachten meer hebt. Dus geen vocht in je enkels of een zwaar of jeukend gevoel in je benen. Heb je na 6 maanden nog wel klachten? Dan blijf je de steunkous nog 2 jaar dragen.

Controles bij de internist

Ongeveer 3 weken na de start van je behandeling heb je nog een keer een telefonische afspraak met de internist. Kom je liever naar de polikliniek? Dan kun je dat aangeven bij het maken van de afspraak.

Hoe lang duurt de behandeling

Bij een eerste trombosebeen duurt je behandeling:

  • 3 maanden als er een duidelijke tijdelijke oorzaak is. Bijvoorbeeld gips, operatie, pilgebruik;
  • 6 maanden of soms langer als er geen duidelijke oorzaak is. Daarna bekijken we wat het risico is op bloedingen als we doorgaan met antistolling. En ook wat het risico is op nieuwe trombose als we stoppen met antistolling.

Als je vaker trombose krijgt:

  • dan is een behandeling voor langere tijd nodig. Ieder jaar bekijken we wat het risico is op bloedingen als we doorgaan met antistolling. En ook wat het risico is op nieuwe trombose als we stoppen met antistolling. Je behandelend arts bespreekt dit met jou.

Krijg je een langdurige behandeling? En gebruik je DOAC’s? Dan controleren we elk half jaar of ieder jaar je nierfunctie. Meestal kan de huisarts dat doen. Gebruik je acenocoumarol? Dan blijf je onder controle van de trombosedienst.

Adviezen voor thuis

Leefregels

Je kunt zelf veel doen om de behandeling nog beter te laten slagen:

  • probeer niet te lang stil te zitten of stil te staan;
  • beweging is erg belangrijk. Het is goed om iedere dag minimaal 30 minuten te bewegen;
  • leg je been zo veel mogelijk omhoog als je zit, bijvoorbeeld op een andere stoel of naast je op de bank;
  • beweeg je voeten regelmatig als je zit of ligt. Dat is goed voor je bloedsomloop.

Je vindt meer adviezen en informatie in de folder van de Trombose-hartstichting: www.trombosestichting.nl

Wanneer moet je bellen en wie dan? 

We sturen je huisarts altijd een brief na je bezoek aan ons ziekenhuis. Soms gebeurt er daarna iets tijdens je behandeling dat je zorgverleners moeten weten. Zeker als je thuis een behandeling krijgt, is het belangrijk dat je weet wie je wanneer moet bellen. Je leest het in de lijst hieronder. Let op: gebruik je acenocoumarol of fenprocoumon? Lees dan wanneer je de trombosedienst moet bellen.

Neem contact op met je huisarts:

  • bij grote blauwe plekken;
  • bij donkerrode urine;
  • bij zwarte ontlasting;
  • bij hevige menstruatie;
  • bij een flinke neusbloeding;
  • bij ongelukken;
  • als je ziek wordt (griep, koorts, diarree);
  • bij jeuk of huiduitslag;
  • als je ernstige hoofdpijn krijgt;
  • bij plotselinge kortademigheid;
  • bij pijn in je benen of voeten die steeds erger wordt;
  • bij verkleuring of zeer koude tenen
  • als je klachten erger worden;

Neem contact op met de polikliniek interne geneeskunde:

  • als je vragen hebt over het opstarten van het zwachtelen via de thuiszorg;

Gebruik je acenocoumarol of fenprocoumon? Neem dan contact op met de trombosedienst:

  • bij grote blauwe plekken;
  • bij donkerrode urine;
  • bij zwarte ontlasting;
  • bij hevige menstruatie;
  • bij flinke neusbloeding;
  • bij ongelukken;
  • als je ziek wordt (griep, koorts, diarree);
  • als je nieuwe medicijnen krijgt voorgeschreven;
  • als medicijnen die je nu gebruikt veranderen;
  • als je een keer vergeten bent je tabletten in te nemen;
  • als een tand of kies eruit moet;
  • als je een operatie krijgt bij je huisarts of specialist;
  • bij vaccinaties;
  • als je van adres, telefoonnummer, huisarts of ziektekostenverzekeraar verandert;
  • als je langere tijd van huis bent (bijvoorbeeld voor vakantie).

Vragen en contact

Tijdens je behandeling maak je kennis met verschillende afdelingen en specialisten. Heb je vragen over een onderdeel van je behandeling? Dan kun je het beste de afdeling bellen waar je die behandeling krijgt.

Handige telefoonnummers:

  • Polikliniek interne geneeskunde via 0413 - 40 19 41
  • Trombosedienst via 0413 - 40 30 00
  • Receptie Bernhoven via 0413 - 40 40 40 (buiten kantoortijden)

Is het nodig dat je naar de spoedeisende hulp van Bernhoven komt? Volg bij het ziekenhuis dan de borden 'Spoedpost Bernhoven'.