Skip to Content

Pacemaker

Je komt in aanmerking voor een pacemaker. Deze folder geeft informatie over hoe het hart werkt, de pacemaker, de implantatie en de nazorg. Ook krijg je praktische adviezen over hoe te leven met een pacemaker. Laat ook je partner en familie dit boekje lezen. Zo kun je samen praten over wat het voor jou betekent om een pacemaker te krijgen.

Inhoudsopgave

1 Het hart
1.1 Het hartritme
1.2 Hartritmestoornissen

2 De pacemaker
2.1 Wat is een pacemaker?
2.2 Werking van een pacemaker

3 De implantatieprocedure
3.1 Voorbereiding
3.2 De opname
3.3 De implantatie
3.4 Risico’s
3.5 Direct na implantatie
3.6 Vervangen van de pacemaker

4 Richtlijnen na pacemaker implantatie
4.1 Leefregels
4.2 Policontroles
4.3 De pacemaker-patiëntenpas

5 Leven met een pacemaker
5.1 Algemeen
5.2 Autorijden
5.3 Sporten
5.4 Seksualiteit
5.5 Vakantie
5.6 Overlijden

6 Elektromagnetische invloeden
6.1 Huishoudelijk en persoonlijke apparaten
6.2 Doe-het-zelf gereedschap

Contact

1 Het hart

1.1 Het hartritme

Het hart is een holle spier die door zich samen te trekken bloed door het lichaam pompt. Het hart is verdeeld in een linker- en rechterhelft. Elke helft bestaat uit een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel). Doordat de boezems en kamers gedurende een hartslag steeds vol bloed lopen en het daarna weer wegpersen blijft de bloedsomloop aan de gang. Het hart slaat in rust 60 tot 80 keer per minuut; bij inspanning kan dit wel 160 tot 190 keer per minuut zijn.

Het samentrekken van de hartspier komt tot stand door elektrische geleiding. In de rechterboezem van het hart bevindt zich de sinusknoop; de natuurlijke pacemaker. Wanneer de sinusknoop een elektrische prikkel afgeeft aan de boezems, trekken deze gelijktijdig samen. Door deze samentrekking worden de hartkamers met bloed gevuld. De elektrische prikkel verspreidt zich via het geleidingssysteem (AV knoop, Bundel van His en Purkinje vezels) naar de hartkamers, waardoor ook deze zich samentrekken en het bloed het lichaam inpompen. 1 volledige samentrekking van het hart is 1 hartslag.

1.2 Hartritmestoornissen

Een hartritmestoornis kan betekenen dat er soms een elektrische prikkel op een andere plaats in het hart ontstaat. In een gezond hart kan een extra slag (hartoverslag) voorkomen. Meestal blijft dit bij één of meerdere slagen en neemt de sinusknoop de regie weer over. Als dit blijft bestaan is er sprake van een onregelmatige hartslag. Het kan ook zijn dat er problemen zijn met het tempo waarin het hart klopt. Als het te snel klopt spreken we van een tachycardie en als het te langzaam gaat van een bradycardie.

2 De pacemaker

2.1 Wat is een pacemaker?

Een pacemaker is een klein apparaatje dat voortdurend het hartritme bewaakt en geeft elektrische stroompjes (pacemaker pulsjes) af zodat het hart in het normale tempo en ritme blijft bewegen. De pacemaker heeft een levensduur van 5 tot 10 jaar. Er bestaan verschillende soorten pacemakers, de cardioloog bespreekt met jou welk type voor jou het meest geschikt is.

Er is een mogelijkheid voor een pacemaker met 1, 2 of 3 draden, ook wel leads genoemd die naar het hart gaan. Een pacemaker met 3 leads wordt ook wel cardiale re-synchronisatietherapie genoemd.

2.2 De werking van een pacemaker

Via de leads (geleidingsdraden) registreert de pacemaker voortdurend informatie over het hartritme. Hij controleert met name of het ritme te snel of te traag is en of het hart regelmatig klopt. Alle gegevens worden opgeslagen in het geheugen en bewaard zodat de PM/ICD technicus tijdens de controle deze kan opvragen met behulp van een programmeerapparaat. Zo kunnen indien nodig, de instellingen van de pacemaker worden gewijzigd.

3 De implantatieprocedure

3.1 Voorbereiding

Voorafgaand aan het inbrengen van een pacemaker (de implantatie) vinden er vaak enkele voorbereidende onderzoeken plaats. Hierbij kan gedacht worden aan een:

  • ECG (hartfilmpje)
  • Holter onderzoek (24-48 uurs ECG registratie)
  • Bloedonderzoek (om stolling en tekenen van infectie te signaleren)
  • Thoraxfoto (hart-long foto)
  • Echocardiografie (geeft informatie over verschillende delen en functies van het hart, bijvoorbeeld over de hartkleppen en de pompfunctie van de hartkamers
  • Hartkatheterisatie (geeft informatie over de kransslagaders)
  • MRI-scan (geeft informatie over de spierkracht en bewegingsmogelijkheden van het hart)

Bloedverdunners

Als je 1 van de onderstaande bloedverdunners gebruikt, zie onderstaand schema voor voorbereiding op een pacemakerimplantatie:

  • Acenocoumeral/ Sintrommitis: dosering in overleg met de trombosedienst, streven naar een waarde van minder dan 
  • Fenprocoumon/ Marcoumar: dosering in overleg met de trombosedienst, streven naar een waarde minder dan
  • NOAC’s (bijvoorbeeld apixaban, rivaroxaban, dabigatran, edoxaban) 24 uur van de voren stoppen. Als je een minder goede nierfunctie hebt, dan 48 uur van tevoren stoppen. Dit bepaalt de cardioloog.

Nuchter

Je hoeft niet nuchter te zijn voor een pacemakerimplantatie. Wel is het verstandig om enkele uren vóór de ingreep niet te zwaar te eten.

Wat moet je meenemen?

Neem het volgende mee naar het ziekenhuis:

  • medicijnen
  • verzekeringspapieren
  • nachtkleding
  • toiletspullen (wanneer je toch in het ziekenhuis zou moeten blijven).

3.2 De opname

Over het algemeen kom je op de dag van de implantatie voor 1 dagopname in het ziekenhuis. Je krijgt een infuusnaald en zo nodig wordt bloed afgenomen. Als er tekenen zijn van infectie, koorts of afwijkende stollingswaarden dan kan het zijn dat de ingreep niet doorgaat.

Je krijgt een operatiehemd aan; sokken, onderbroek en pyjamabroek kun je aanhouden. Horloge, sieraden en eventuele protheses laat je achter op de afdeling. Je mag geen make-up en nagellak dragen.

Vlak voor de implantatie krijg je via het infuus antibiotica om de kans op infectie van de wond te verminderen. Het infuus komt aan de kant waar de pacemaker geïmplanteerd wordt. De zijde waar de pacemaker geplaatst wordt is in overleg met de cardioloog.

3.3 De implantatie

De implantatie van de pacemaker gebeurt op de hartkatheterisatiekamer. De huid wordt indien nodig geschoren en daarna ontsmet. Dan word je afgedekt met steriele doeken, alleen het hoofd en de plaats waar de pacemaker wordt ingebracht blijft vrij. De pacemaker wordt onder de huid aan de linker- of rechterzijde geïmplanteerd. De implantatie gebeurt onder plaatselijke verdoving. Tijdens de implantatie blijf je bij kennis.

De huid wordt verdoofd in de plooi tussen de schouder- en borstspier. De cardioloog maakt een kleine insnijding bij het sleutelbeen door het onderhuidse vetweefsel tot juist boven de spieren. De lead (pacemaker draad) wordt ingebracht via een ader die tussen beide spieren loopt. Als deze ader te klein is, wordt de grote ader onder het sleutelbeen aangeprikt.

De cardioloog voert de lead op via de ader tot in de rechterhartkamer, en een tweede lead naar de rechterboezem. Er wordt röntgenstraling gebruikt om het inbrengen van de lead te kunnen volgen. Het uiteinde van de lead bestaat uit een minuscuul schroefje dat in de wand van het hart wordt bevestigd. Je kunt tijdens het positioneren van de lead hartkloppingen voelen. Dit is een normaal verschijnsel. De lead(s) worden doorgemeten via een ‘pacemaker programmer’. Wanneer alle meetwaardes geaccepteerd worden, maakt de cardioloog de ruimte onder de huid of spier waar de pacemaker zal worden geplaatst. Deze ruimte wordt de pocket genoemd. Dit is een gevoelig onderdeel van de implantatie ondanks dat het gebied verdoofd is. Wanneer de pacemaker onder de huid geplaatst is, wordt de wond gesloten met hechtingen onderhuids en wondlijm. 

De pacemakerimplantatie duurt meestal 2 tot 3 uur.

3.4 Risico’s

De kans op problemen bij een pacemakerimplantatie is ongeveer 1-5%. Meestal gaat het rondom de ingreep om een (plaatselijke) bloeding bij de aanprikplaats, de gemaakte pocket of door doorboring van de hartwand. Verder bestaat er een kans op stimulatie van het middenrif, een infectie of een zogenaamde ‘klaplong’ bij het aanprikken van een bloedvat onder het sleutelbeen.

3.5 Direct na implantatie

Na de ingreep mag je zodra je je goed voelt weer eten en drinken. Op de afdeling controleren de verpleegkundigen pols en de bloeddruk en controleren de wond. Na de implantatie moet je nog 2 uur in het ziekenhuis blijven. Wanneer alle controles goed blijven mag je daarna naar huis. De pijnstilling paracetamol 4 maal 1 gram is al voor de operatie gestart. Je mag deze blijven gebruiken zo lang als nodig is.

Dag na implantatie

Als je een nacht opgenomen wordt, mag je naar huis als alle controles goed zijn en de wond er goed uitziet.

3.6 Vervanging van de pacemaker

De batterij van een pacemaker heeft een gemiddelde levensduur van 5 tot 10 jaar. De precieze levensduur hangt af van de instellingen en het gebruik. Aangezien de batterij een vast deel is van de pacemaker, moet de pacemaker helemaal vervangen worden. Voor de wisseling van de pacemaker word je opgenomen. Ook de wisseling vindt plaats onder plaatselijke verdoving. Rondom de ingreep krijg je antibiotica om de kans op een infectie te verminderen. De cardioloog maakt een opening om de pacemaker te verwijderen en controleert de leads. Als deze goed functioneren wordt de nieuwe pacemaker aangesloten. Een enkele keer kan het gebeuren dat er toch een nieuwe lead geplaatst moet worden. Dit kan tijdens de wisseling besloten worden. Als je geen onderliggend eigen hartritme hebt, krijg je tijdens de pacemakerwissel tijdelijk een uitwendige pacemaker. Dit is een draad die via een ader in de lies naar het hart gaat en aangesloten is op een uitwendige pacemaker.

Ook na een wisseling van de pacemaker is dezelfde zorg voor de wond noodzakelijk. Het weer gebruiken van de arm kan veel eerder, omdat de lead(s) al in het hart vastgegroeid zijn.

4 Richtlijnen na pacemaker implantatie

4.1 Leefregels

Voor een spoedig herstel raden we je aan de hierna volgende leefregels in acht te nemen.

1e week na de implantatie

  • Verwijder de grote pleister na 1 dag, als deze is aangebracht.
  • Neem bij pijn zo nodig paracetamol: 4 keer daags 1-2 tabletten à 500 mg gedurende de eerste dagen, daarna indien mogelijk afbouwen.
  • Douchen is toegestaan vanaf de volgende dag. Als de wond nat is geworden, dep de wond dan droog met een schone handdoek.
  • Douchen is niet toegestaan bij gebruik van zwaluwstaartjes tot na de wondcontrole.
  • Tijdens de wondcontrole worden de kleine pleisters (zwaluwstaartjes) verwijderd. 
  • Bij koorts boven 38.5 C contact opnemen met het ziekenhuis 0413 – 40 40 40.
  • Niet zwaarder tillen dan 10 kilo.
  • Gedurende 4 weken de arm aan de operatiezijde niet boven de schouder, of extreem naar achter bewegen (haren kammen moet met de andere arm). 
  • Beweeg de schouder niet extreem veel, maar houd hem zeker niet stil in verband met verklevingen die kunnen ontstaan in het schoudergewricht.
  • Om de schouder te ontlasten en irritatie van de wond te voorkomen is het beter om de eerste 3 weken het dragen van strakke kleding zoals bretels en korsetten te vermijden. Bij het dragen van een BH het bandje aan de zijde van de pacemaker af laten hangen.

1e tot 6e week na de implantatie

  • Doe geen zwaar huishoudelijk werk zoals ramen lappen en stofzuigen. Probeer repeterende/herhalende handelingen te voorkomen aan de zijde waar de pacemaker geïmplanteerd is. 
  • Sporten zoals zwemmen of tennis raden we in dit stadium van het herstel nog af. 
  • Wandelen is geen probleem, fietsen mag na 2 weken weer.
  • Om spanningen op de schouder te voorkomen bij het aantrekken van de jas, adviseren we om eerst de arm aan de operatiezijde en daarna de ‘goede arm’ in de jas te doen.
  • Neem bij het sporten iemand mee die op de hoogte is van de situatie.

6e tot 10e week na de implantatie

  • Blijf contactsporten vermijden zoals judo of karate, hierdoor kan de pacemaker beschadigen. Zwemmen mag wel weer. Doe dit wel voorzichtig en bouw het niveau op in overleg met de cardioloog. 
  • Huishoudelijk werk kan wel gedaan worden, maar let op met zware pannen en repeterende handelingen.

Slapen en rusten

In principe heeft de ingreep geen invloed op jouw slaappatroon. Bij zijligging kan de pacemaker wat verschuiven, dit kan geen kwaad. 

Pijn en aanhoudende klachten

De eerste 3 maanden kan de pocket nog pijnlijk blijven. De plaats van de pacemaker kan beurs aanvoelen. De huid kan pijnlijk zijn. De pacemaker kan in uitzonderlijke gevallen door de zeer dunne huid omhoog komen. Neem dan contact op met de cardioloog.

Herstellen na de ingreep

Je rol in het gezin zal de eerste weken anders zijn dan je gewend bent. Probeer het ‘oude leven’ weer op te pakken zonder handelingen te forceren. Probeer wel in het dagelijks leven duidelijk je grenzen te stellen.

4.2 Policontroles

Tijdens de eerste policontrole (7 tot 10 dagen na implantatie) bij de cardiomeettechniek wordt de pacemaker doorgemeten. Je krijgt dan instructies hoe verder om te gaan met de wond. De volgende controleafspraak is na minimaal 3 maanden na implantatie. Controles erna zijn jaarlijks of vaker afhankelijk van hoe het met je gaat. Tijdens de pacemakercontrole bekijkt de pacemaker/ICD technicus of de pacemaker goed werkt, de batterij, de instellingen en gaat men na of er ritmestoornissen zijn geweest sinds de laatste controle.

4.3 De pacemaker-patiëntenpas

Iedere patiënt krijgt een pacemaker-patiëntenpas. Deze pas krijg je tijdens de eerste pacemakercontrole. Dit pasje moet je altijd bij je dragen. Op dit pasje staat namelijk informatie over het bij jou geïmplanteerde pacemaker systeem voor jou, de specialist en andere hulpverleners. Ook staat het telefoonnummer van de cardiomeettechniekpoli erop.

Verlies je jouw pas, of wordt jouw pas gestolen? Dan kun je een nieuwe pas aanvragen. Ook kun je je persoons- en medische gegevens laten registreren bij de Stichting Witte Kruis Internationaal Medisch alarmsysteem en een internationale alarmpenning (halsketting of armband) aanvragen.

Voor meer informatie over de registratie, de kosten en de voorwaarden ga je naar de website Alarmpenning.nl.

Als je een medische behandeling moet ondergaan, laat je altijd je pasje aan de specialist zien. Voor sommige ingrepen is het nodig dat de instelling van de pacemakertijdens de behandeling even wordt aangepast. Laat de behandelend specialist bij vragen of twijfel contact opnemen met de cardiomeettechniek.

5 Leven met een pacemaker

5.1 Algemeen

Een pacemaker geeft meestal weinig belemmeringen in het dagelijks leven. Er zijn enkele dingen waar je rekening mee moet houden. Wat deze zijn, lees je hieronder.

5.2 Autorijden

Na het implanteren van een pacemaker mag je 14 dagen na de implantatie én als tijdens de eerste pacemakercontrole alle metingen goed zijn weer autorijden.

Er is een wettelijke verplichting om bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te melden dat je een pacemaker hebt (geen ICD). Je kunt hiervoor een eigen verklaring invullen. Deze haal je op het gemeentehuis. Of download de verklaring via CBR.nl. Deze verklaring moet de aard en de ernst van jouw aandoening weergeven, eventueel met hulp van je huisarts. Daarna stuur je de verklaring op naar het CBR. Daar registreert men in jouw dossier dat je pacemakerdrager bent. De geldigheidsduur van het rijbewijs is maximaal 10 jaar. Voor verlenging geldt dezelfde procedure.

Als je een beroepschauffeur bent en een rijbewijs hebt uit groep 2 (C, C1, C+E, C1+E, D, D1, D+E en D1+E), is er naast de eigen verklaring een keuringsrapport van een onafhankelijk arts en een specialistisch rapport van de cardioloog nodig. De formulieren hiervoor kun je kopen op het gemeentehuis of downloaden via CBR.nl. Je moet dan een account aanmaken om in te kunnen loggen. De geldigheid van dit rijbewijs is maximaal 5 jaar.

5.3 Sporten

Het dragen van een pacemaker is op zich geen reden om van een sport of een andere vrijetijdsbesteding af te zien, tenzij je een onderliggende hartziekte hebt die dit verhindert. Het is dus afhankelijk van jouw individuele situatie. Je kunt je daarom het beste laten adviseren door jouw behandelend cardioloog. Sporten en bezoek aan de sportschool is na twee maanden weer mogelijk. Bij het opbouwen van de activiteiten doe je er goed aan dit geleidelijk te doen.

De cardioloog adviseert of je onderliggende ziekte intensief sporten toelaat. Bespreek daarom jouw sportwens met de cardioloog.

Het is af te raden om met een pacemaker de volgende sporten uit te oefenen:

  • contactsporten, zoals vechtsporten of balsporten
  • sporten waarbij er veel spanning/trek op de electroden kan ontstaan, zoals gewichtheffen, roei-apparatuur of extreme rek- en strekoefeningen.

5.4 Seksualiteit

De pacemaker staat seksualiteit niet in de weg. Bij seksuele activiteiten neemt de hartslag toe, maar de pacemaker past zich hierop aan net zoals bij traplopen, wandelen of sporten.

5.5 Vakantie

Een pacemaker staat je niet in de weg om op vakantie te gaan. Laat je adviseren door je cardioloog. Let er wel op dat je altijd je pacemaker-pas bij je draagt. Hierop staan alle belangrijke gegevens van de pacemaker.

Als je voor een langere tijd op reis gaat, is het zinvol om voor vertrek een pacemakercontrole te laten uitvoeren, dit om te voorkomen dat de reguliere controle erbij inschiet. Als je naar het buitenland afreist, is het verstandig om na te gaan of er een ziekenhuis in de buurt is, waar je terechtkunt, als problemen zich voordoen. Op de internetsite van de fabrikant vind je informatie over ziekenhuizen in het buitenland.

Controlepoortjes

Hoewel het passeren van de detectiepoortjes geen gevaar oplevert voor de pacemaker, ben je als pacemakerdrager niet verplicht om deze te passeren. Het is mogelijk dat bij het passeren het alarm afgaat. Toon de beveiligingsbeambte je pacemakerpas en vraag of ze je willen fouilleren. Laat je niet fouilleren met een metaaldetector in verband met het elektromagnetisch veld.

5.6 Overlijden

Na overlijden moet de pacemaker worden verwijderd. De pacemaker wordt als chemisch afval beschouwd. Dit is van belang bij een begrafenis. Bij een crematie moet de pacemaker ook verwijderd worden omdat deze als gevolg van de hoge temperaturen kan exploderen. De begrafenisondernemer kan de pacemaker verwijderen.

6 Elektromagnetische invloeden

Een pacemaker kan tijdelijk worden beïnvloed als deze zich in een zwaar elektromagnetisch veld bevindt. Als je weer buiten het magnetische veld bent zal de pacemaker weer normaal functioneren. Twijfel je over het gebruik van een apparaat? Raadpleeg dan de pacemaker ICD-technicus.

6.1 Huishoudelijke en persoonlijke apparaten

Huishoudelijke en persoonlijke apparaten hebben bij normaal gebruik over het algemeen geen invloed op de pacemaker, zolang het apparaat zich in goede staat van onderhoud verkeert en elektrisch goed geaard is.

Veilig

  • Keukenapparatuur: mixer, blender, magnetron, broodrooster, elektrisch mes
  • Wasmachine/droger
  • Stofzuiger
  • Computer/printer
  • WIFI-netwerk
  • Persoonlijke verzorgingsapparatuur: elektrische tandenborstel, föhns, scheerapparaten
  • Naaimachine
  • Waterbed
  • Draadloze deurbel
  • Draadloze vaste toestellen/faxen
  • Mobiele telefoons
  • Vibrator
  • Sauna (in overleg met de cardioloog)

Voorzichtig

  • Inductieovens: minimaal 30 cm afstand houden met de pacemaker
  • Inductiekookplaat: minimaal 30 cm afstand houden met de pacemaker
  • Elektrische deken

Vermijden

  • Lichaamsvet weegschalen
  • Elektrolyse (ontharing)
  • Magnetische matrassen/ stoelen
  • Massagestoel
  • Bruidscorsages met magneten

6.2 Doe-het-zelf gereedschap

Bij elektrisch gereedschap moet je, afhankelijk van het apparaat, een afstand aanhouden van 15 tot 30 cm. Deze afstand geldt vooral omdat het trillen tegen de pacemaker de aansluiting van de elektroden zou kunnen beschadigen.

Veilig

  • Motoren met bougies
  • Elektrische schroevendraaier
  • Heggenschaar/ grasmaaier
  • Decoupeerzaag
  • Bladblazer
  • Soldeerbouten
  • Electrische boor- en zaagmachine

Voorzichtig

  • Kleine reparaties aan motoren
  • Draadloos gereedschap op batterijen: minimaal 30 cm afstand houden met de pacemaker
  • Kettingzaag
  • Apparatuur voor booglassen
  • Generatoren met hoog vermogen
  • Lasapparatuur

Vermijden

  • Buig niet over elektromotoren
  • Wisselstroomdynamo van een auto
  • Zwaar gereedschap voor industrieel gebruik
  • Elektrische boormachines (zoals een klophamer), die op en tegen de schouder gehanteerd worden (in verband met trillingen). 

6.3 Medische behandelingen/onderzoeken

Informeer altijd je behandelend specialist (arts, tandarts en fysiotherapeut) dat je pacemakerdrager bent. Apparatuur die gebruikt wordt bij medische behandelingen/ onderzoeken kunnen invloed hebben op de werking van de pacemaker.

Laat de behandelend specialist bij vragen of twijfel contact opnemen met jouw pacemakertechnicus.

Veilig

  • CT-scan
  • Diagnostische röntgenfoto’s
  • Hartfilmpje (ECG)
  • Echografie

Voorzichtig

  • Hoogenergetische straling
  • Tandartsboren: de voedingskabel van de apparatuur mag niet op de borst liggen
  • MRI: altijd in overleg met jouw pacemakertechnicus en als dat mogelijk is met aanvullende maatregelen

 Vermijden

  • Diathermie
  • MRI-scan
  • Hittecoagulatie
  • Bestraling
  • Vergruizingen
  • MET of APS (pijnbestrijding)

Contact

Iedere patiënt reageert anders op het plaatsen en dragen van een pacemaker en op de onderliggende hartaandoening. Veel mensen gaan gewoon verder met hun leven en anderen zijn wat angstiger en/of onzekerder. Het is belangrijk om hier met anderen over te praten. Dat kan met je partner, vrienden of familieleden, maar je kunt ook contact opnemen met de cardiomeettechniek in Bernhoven.

Belangrijke telefoonnummers:

  • Cardiomeettechniek: 0413 - 40 24 64 (tijdens kantooruren)
  • Receptie Bernhoven: 0413 - 40 40 40 (buiten kantooruren)

Meer informatie