Skip to Content

Vruchtbaarheidsproblemen bij mannen en vrouwen

Veel mensen willen graag een kind. Sommigen lukt dit zonder problemen, terwijl anderen jarenlang op een zwangerschap moeten wachten. Sommige mensen zullen kinderloos blijven. Ongeveer één op de zes (echt)paren wordt geconfronteerd met vruchtbaarheidsproblemen. In deze folder lees je informatie over de mogelijke oorzaken, de onderzoeken, de behandelingsmogelijkheden bij vruchtbaarheidsproblemen en de emotionele gevolgen.

Het is heel begrijpelijk dat je teleurgesteld bent als er geen spontane zwangerschap ontstaat. De stap naar het medische circuit kan moeilijk zijn: je kinderwens wordt dan een medische kwestie. Je kunt je soms afhankelijk voelen van de behandelaars. Toch kun je invloed blijven uitoefenen door zelf bewuste keuzes te maken over onderzoeken en behandelingen. Je bepaalt altijd je eigen grenzen.

Waarschijnlijk ga je jezelf vragen stellen. Tot hoever wil ik gaan? Wat hebben wij ervoor over om kinderen te krijgen? Wil ik dit onderzoek of deze behandeling wel ondergaan? Soms helpt het om bedenktijd te vragen voordat je een beslissing neemt. Twijfels kun je altijd met je arts bespreken. Hij of zij helpt je graag bij het vinden van een antwoord.

Wat zijn vruchtbaarheidsproblemen?

Van vruchtbaarheidsproblemen wordt gesproken als er na ongeveer een jaar onbeschermd vrijen geen zwangerschap is ontstaan. 

Oorzaken

Het uitblijven van zwangerschap kan komen door jou, je partner, of jullie beiden. Ook kan leeftijd een rol spelen: vrouwen moeten er rekening mee houden dat hun vruchtbaarheid meestal vanaf hun vijfendertigste afneemt, soms eerder. Bij mannen varieert dit sterk. Sommigen worden al na hun veertigste minder vruchtbaar, terwijl anderen tot op hoge leeftijd vruchtbaar blijven.

Oorzaken bij de vrouw

Bij vrouwen is de oorzaak vaak dat de eisprong niet of slechts af en toe plaatsvindt. Dit kan door hormoonstoornissen komen. In dit geval menstrueer je niet of heel onregelmatig. Het kan dan verstandig zijn om eerst een jaar te ‘proberen’.

Ook verklevingen in de buikholte na een operatie of ontstekingen kunnen de oorzaak zijn. Dit kan leiden tot eileiderafsluiting of verminderde transportmogelijkheden van de eicel door de eileiders.

Daarnaast kunnen endometriose (groei van het baarmoederslijmvlies buiten de baarmoeder) of ‘vijandig’ slijm (slijm voor de baarmoedermond dat te dik of te zuur is, waardoor zaadcellen niet goed kunnen passeren of minder beweeglijk zijn) in de baarmoederhals leiden tot onvruchtbaarheid.

Oorzaken bij de man

Bij mannen komt onvruchtbaarheid vaak door een tekort aan zaadcellen of doordat de zaadcellen niet actief genoeg zijn. Dit kan betekenen dat ze niet door de baarmoederhals, de baarmoeder en de eileiders kunnen zwemmen. Verder kunnen beide zaadleiders verstopt zijn of kan er een spataderkluwen in de balzak zitten. Een vroegere ontsteking van de bijbal kan ook een oorzaak zijn. Chemotherapie of bestraling kan leiden tot een sterke vermindering of afwezigheid van zaadcellen.

Ook antistoffen kunnen een oorzaak zijn. Antistoffen tegen zaadcellen ontstaan bij 70% van de mannen die gesteriliseerd zijn en blijven vaak na een hersteloperatie bestaan. Soms worden antistoffen gevonden na een ontsteking of trauma van de zaadballen, maar soms is er geen duidelijke oorzaak. De rol van antistoffen is onduidelijk: ze kunnen de kwaliteit van het zaad verminderen, maar mannen met antistoffen kunnen ook normaal vruchtbaar zijn. Bij een hoge hoeveelheid antistoffen is de vruchtbaarheid duidelijk verminderd, vooral als ze in het bloed aantoonbaar zijn bij een verdunning (titer) van 512x.

Oorzaak bij beiden

Het komt ook voor dat zowel de man als de vrouw minder vruchtbaar is. Dit kan samen leiden tot onvruchtbaarheid. Als bijvoorbeeld de vrouw zelden een eisprong heeft en je partner produceert weinig zaadcellen, is de kans op zwangerschap kleiner. In zo’n geval kan het bepalen van de meest vruchtbare periode van de vrouw toch succes opleveren.

Belangrijke vragen

Bij vruchtbaarheidsproblemen is de beantwoording van een aantal vragen belangrijk:

  • Komt er een eicel vrij?
  • Zijn er genoeg actieve zaadcellen?
  • Kunnen eicel en zaadcel elkaar bereiken?
  • Kan de eicel zich innestelen?

Als er een oorzaak wordt gevonden voor jouw vruchtbaarheidsproblemen, kan dat opluchting geven, vooral als het om een eenvoudig te verhelpen probleem gaat. Het kan ook moeilijk zijn als blijkt dat de oorzaak bij jou ligt. Je kunt je dan tekortschieten of schuldig voelen tegenover je partner. Als de oorzaak bij je partner ligt, kan dat ook moeilijk te accepteren zijn.

Het kan heel onbevredigend zijn als er geen oorzaak wordt gevonden. Veel mensen willen graag weten wat er precies aan de hand is. Bij onbegrepen onvruchtbaarheid denkt de omgeving vaak dat de oorzaak psychisch is. Je krijgt misschien te horen: ‘Je bent er teveel mee bezig’ of ‘Ga op vakantie, dan kun je het van je afzetten’. Maar het is niet makkelijk om zo’n belangrijke wens uit je gedachten te zetten. Bovendien is er geen duidelijk bewijs dat psychische druk het uitblijven van een zwangerschap veroorzaakt.

Erfelijke factoren

Als een broer van je partner problemen heeft met het verwekken van kinderen, is er een grotere kans dat je partner ook problemen heeft. Erfelijke factoren spelen waarschijnlijk een rol. Een voorbeeld van een erfelijke aandoening is het ontbreken van de zaadleiders. In zulke gevallen bestaat vaak ook een genetische afwijking die een verhoogde kans op taaislijmziekte (cystische fibrose) bij een mogelijk kind meebrengt. Bij andere vormen van extreem slechte zaadkwaliteit worden soms afwijkingen op de chromosomen gevonden. Bloedonderzoek kan dan meer informatie geven. Bij zulke afwijkingen is er soms een verhoogde kans op een miskraam of een baby met aangeboren afwijkingen. Je arts kan je doorverwijzen naar een klinisch genetisch centrum voor informatie over deze risico's.

In de meeste gevallen is het moeilijk om de zaadkwaliteit te verbeteren als er erfelijke factoren spelen. Vaak is de oorzaak van verminderde zaadkwaliteit onbekend en is er geen echte behandeling mogelijk. Wel zijn er factoren bekend die mogelijk bijdragen aan verminderde zaadkwaliteit. Deze worden hieronder besproken.

Hoe gaat het nu verder?

Onderzoek bij de vrouw

Gesprek

Het onderzoek begint met een gesprek. Tijdens dit gesprek stelt je gynaecoloog vragen over je gezondheid, menstruatiepatroon en geslachtsleven. Vragen die aan bod kunnen komen zijn: ‘Welke ziektes heb je (gehad)?’, ‘Ben je al eens zwanger geweest?’, ‘Hoe is je menstruatie?’, ‘Heb je last van krampen en/of stemmingsveranderingen midden in de cyclus?’, en ‘Hoe vaak hebben jij en je partner geslachtsgemeenschap?’. Hoewel het niet makkelijk is om zulke intieme zaken te bespreken, is het nodig om te achterhalen of hier een oorzaak voor je vruchtbaarheidsproblemen te vinden is.

Lichamelijk onderzoek

Daarna volgt een lichamelijk onderzoek. Hierbij kijkt je gynaecoloog naar je lichaamsbouw, de verdeling van lichaamsvet, borstontwikkeling en het beharingspatroon. Er kunnen aanwijzingen gevonden worden voor eventuele hormoonstoornissen. Bij het inwendig onderzoek controleert je gynaecoloog of er mogelijk een infectie van de vagina of de baarmoedermond is. Ook wordt nagegaan of je ooit ontstekingen in het bekken hebt gehad. Je gynaecoloog kan ook voelen of je eierstokken en baarmoeder groter zijn dan normaal.

Basale temperatuurcurve

Je gynaecoloog vraagt je om elke ochtend je temperatuur op te meten en deze op te schrijven. Na een paar weken ontstaat er een grafiekje, de basale temperatuurcurve. Het is de bedoeling dat je dagelijks direct na het wakker worden, bij voorkeur op hetzelfde tijdstip, je temperatuur meet. Dit moet je doen nog voordat je uit bed gaat, iets drinkt of wat dan ook. Je temperatuur is meestal ongeveer 36,5°C. Als de eisprong plaatsvindt, stijgt je temperatuur meestal een halve graad. In de grafiek kun je dan zien wanneer de eisprong heeft plaatsgevonden. Deze gegevens kunnen nuttig zijn voor verder onderzoek.

Aanvullend onderzoek

 Röntgenfoto van de baarmoeder en eileiders
Voor dit onderzoek wordt een jodiumhoudende vloeistof (contrastvloeistof) in je baarmoederholte gespoten. De vloeistof – die op een röntgenfoto goed zichtbaar is – verspreidt zicht vervolgens via de baarmoeder naar de eileiders. Op de foto is nu goed te zien of er misschien afwijkingen (bijvoorbeeld geblokkeerde eileiders) zijn. Dit onderzoek kan soms pijnlijk zijn.

 Kijken in de buikholte (laparoscopie)
Bij dit onderzoek neemt de gynaecoloog een kijkje in je buikholte om te zien of er verklevingen rond de eileiders of eierstokken zijn. Ook kan op deze manier endometriose worden opgespoord. Om een laparoscopie te kunnen doen, wordt er een sneetje in de buik gemaakt. Hierdoor wordt een kijkinstrumentje (de laparoscoop) naar binnen gebracht. Dit onderzoek vindt plaats onder algehele verdoving (narcose).

 Kijken in de baarmoederholte (hysteroscopie)
Bij een hysteroscopie neemt de gynaecoloog een kijkje in uw baarmoeder. Het kijkinstrument (de hysteroscoop) wordt via de vagina en het baarmoederhalskanaal in de baarmoeder gebracht.

Onderzoek bij de man

Het onderzoek bij jou begint gelijktijdig met het onderzoek bij je partner. Meestal voert je gynaecoloog het onderzoek uit, maar soms kan het nodig zijn om ook een uroloog in te schakelen. Een uroloog is een arts die gespecialiseerd is in afwijkingen van de urinewegen en de mannelijke geslachtsorganen.

Gesprek

Het onderzoek start met een gesprek. Tijdens dit gesprek stelt je arts allerlei vragen, zoals: ‘Welke kinderziektes heb je gehad?’ (bijvoorbeeld de bof, wat vruchtbaarheid kan beïnvloeden), ‘Heb je momenteel een ziekte, zoals suikerziekte?’, ‘Heb je een operatie ondergaan?’, en ‘Hoe vaak en wanneer hebben jij en je partner geslachtsgemeenschap?’. Naast de bof kunnen ook andere ontstekingen, zoals een tandwortelabces, de productie van zaadcellen tijdelijk remmen. Ook nicotine, alcohol, blootstelling aan giftige stoffen, het gebruik van medicijnen en spanningen kunnen de zaadproductie nadelig beïnvloeden.

Lichamelijk onderzoek

Daarna volgt een lichamelijk onderzoek. Je arts let tijdens dit onderzoek op mogelijke afwijkingen van de geslachtsorganen, het beharingspatroon en operatielittekens. Er wordt gekeken of er een niet-ingedaalde zaadbal of een spataderkluwen in de balzak (varicocele) is. Een niet-ingedaalde zaadbal bevindt zich niet in de balzak, maar in de lies of buikholte. Dit kan de temperatuur te hoog maken voor een normale zaadproductie. Wil je zaadproductie normaal verlopen, dan moet de zaadbal op jonge leeftijd in de balzak worden gebracht. Een niet-ingedaalde zaadbal betekent echter niet altijd ‘slecht zaad’.

Een spataderkluwen ontstaat als een ader het bloed niet goed uit de balzak afvoert, waardoor bloed zich ophoopt. Dit verhoogt de temperatuur en remt de zaadproductie. Hoewel een spataderkluwen vrij veel voorkomt en meestal geen problemen veroorzaakt, kan het bij sommige mannen wel tot problemen leiden en behandeling vereisen. Tot slot kan je prostaat via de anus met een vinger worden afgetast.

Zaadcellen en sperma

Ontwikkeling van zaadcel en sperma

Sperma bestaat uit zaadcellen (spermatozoa) en vloeistof. In de zaadballen (testikels) worden de zaadcellen geproduceerd. Daarna gaan ze naar de bijbal (epididymis) en worden opgeslagen in het laatste gedeelte van de zaadleider. Bij een zaadlozing worden de zaadcellen via de plasbuis (urethra) naar buiten gestuwd. Onderweg voegen de zaadvloeistofblaasjes en de prostaat vloeistof toe aan de zaadcellen. Samen worden zaadcellen en vloeistof sperma genoemd. Tussen de aanmaak van zaadcellen en het moment van zaadlozing zitten twee tot drie maanden.

Met zaadonderzoek kan worden nagegaan of er genoeg actieve zaadcellen zijn. Het zaad wordt opgevangen door te masturberen in een schoon glazen potje. Het beste resultaat krijg je als je van tevoren vier dagen geen geslachtsgemeenschap hebt gehad. Zorg ervoor dat al het zaad wordt opgevangen en dit binnen 1 à 2 uur wordt onderzocht.

Hoeveelheid zaadcellen

De hoeveelheid zaadcellen is belangrijk voor de kans op zwangerschap. Hoe minder zaadcellen er in het sperma zitten, hoe kleiner de kans op bevruchting van de eicel. Normaal komen er bij een zaadlozing 100 tot 200 miljoen zaadcellen vrij. Per milliliter zijn dat ongeveer 20 tot 50 miljoen. Als er minder dan 20 miljoen zaadcellen per milliliter aanwezig zijn, spreekt men van oligozoöspermie (weinig zaadcellen). Het kan ook voorkomen dat er helemaal geen zaadcellen in het sperma te vinden zijn, wat azoöspermie (afwezigheid van zaadcellen) wordt genoemd.

Beweeglijkheid van de zaadcellen

De beweeglijkheid van de zaadcellen is ook belangrijk. Ze moeten beweeglijk genoeg zijn om zich door het slijm van de baarmoedermond, door de baarmoeder en de eileiders naar de eicel in het uiteinde van de eileider te kunnen bewegen. Bij onvoldoende beweeglijkheid van de zaadcellen spreekt men van asthenozoöspermie (slecht bewegende zaadcellen).

Vorm van de zaadcellen

De vorm van de zaadcellen is een derde maat voor de kwaliteit. Zaadcellen met de gunstigste vorm hebben een grotere kans om de eicel te bevruchten. Hoewel zaadcellen met een afwijkende vorm bij elke man voorkomen, spreekt men bij een hoog aantal afwijkende vormen van teratozoöspermie (zaadcellen met een afwijkende vorm). Bij een verminderde zaadkwaliteit gaat het vaak om een combinatie van deze drie factoren (oligo-astheno-terato-zoöspermie, ook wel afgekort als OAT). Een man met weinig zaadcellen die ook minder beweeglijk zijn, heeft een kleinere kans op bevruchting dan iemand met weinig maar goed beweeglijke zaadcellen. Bij de meeste mannen met niet-optimaal zaad, is er sprake van een combinatie van een laag aantal, een geringe beweeglijkheid en veel afwijkende vormen van de zaadcellen.

In Nederland verschillen de normen voor zaadkwaliteit per ziekenhuis. Een veelgebruikte maat wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geadviseerd: meer dan 20 miljoen zaadcellen, goede beweeglijkheid meer dan 25%, algemene beweeglijkheid meer dan 50%, en meer dan 30% normale vorm. Een andere maat is meer dan 7 miljoen zaadcellen, 18% beweeglijkheid en 4% normale vorm. Overleg met je arts welke waarden door hem of haar worden gebruikt.

Zaadonderzoek

Het zaadonderzoek geeft informatie over de kwaliteit van je zaad. Voorafgaand aan het onderzoek wordt aangeraden om ongeveer drie dagen geen zaadlozing te hebben. Het is verstandig om het zaadonderzoek niet tijdens je vruchtbare periode te plannen. Je kunt het zaad thuis of in het ziekenhuis produceren door middel van masturbatie en opvangen in een door het ziekenhuis meegegeven potje. De meeste ziekenhuizen hebben hiervoor een speciaal kamertje. Als je het zaad thuis produceert, moet je het bij voorkeur binnen twee uur naar het ziekenhuis brengen. Zorg ervoor dat het zaad op kamertemperatuur (bijvoorbeeld in je broekzak) wordt vervoerd.

Vaak lijkt het alsof je maar weinig zaad produceert, maar het is meestal voldoende voor het onderzoek. In het laboratorium wordt het zaad onder de microscoop onderzocht. Er wordt gekeken naar de hoeveelheid zaadcellen, de beweeglijkheid en de vorm. Soms wordt na een paar uur de beweeglijkheid opnieuw beoordeeld. Het duurt gemiddeld een paar dagen voordat je de uitslag krijgt. Je behandelend arts bespreekt de uitslag met je. Zaadonderzoek is een momentopname en de kwaliteit van je zaad kan variëren. De uitslag kan beïnvloed worden door ziekte of medicijngebruik. Als blijkt dat de kwaliteit van je zaad niet optimaal is, wordt vaak geadviseerd het onderzoek te herhalen.

Aanvullend onderzoek

 MAR-test of IBT-test
Tegelijkertijd met het zaadonderzoek kan een MAR-test of IBT-test gedaan worden. Daarbij wordt onderzocht of er antistoffen tegen zaadcellen aanwezig zijn. Als deze antistoffen bij een groot percentage zaadcellen voorkomen, is de kans op bevruchting mogelijk kleiner.

 Hormoononderzoek
Hierbij wordt de concentratie van het follikelstimulerend hormoon (FSH) in het bloed bepaald. Dit hormoon is van belang bij de spermaproductie. Als er te weinig FSH is, kan een hormoonkuur worden overwogen. Te weinig FSH is een zeer zeldzame oorzaak van een tekort aan zaadcellen. Ook de testosteronspiegel in het bloed kan worden bepaald. Het testosterongehalte is een maat voor het functioneren van de testikels.

 Echografisch onderzoek van de balzak, de prostaat en zaadblaasjes
Soms wordt er een echo gemaakt, bijvoorbeeld als er bij lichamelijk onderzoek afwijkingen worden gevonden, of als een afwijkende hoeveelheid of kwaliteit van de zaadvloeistof wordt aangetroffen.

 Biopsie van de zaadballen
Als er geen zaadcellen in het sperma aanwezig zijn, wordt soms een biopsie geadviseerd. Een klein stukje weefsel dat uit de zaadbal wordt gehaald, wordt onder de microscoop onderzocht. Dit onderzoek heeft over het algemeen echter weinig betekenis voor de verdere behandeling.

 Intra-uteriene inseminatie (IUI)
Het zaad wordt in het laboratorium bewerkt, waarbij zoveel mogelijk beweeglijke zaadcellen verzameld worden. De zaadcellen worden vlak voor de verwachte eisprong met een spuitje in de baarmoeder gebracht.

 Microscopisch zaadonderzoek
Het zaad wordt onder een microscoop bekeken en vervolgens worden de zaadcellen op een speciale manier geteld. Minder dan 20 miljoen zaadcellen per milliliter zaad wordt als te weinig beschouwd. Er wordt ook gekeken naar de manier waarop de zaadcellen zich voortbewegen. Gaan ze recht vooruit, dan worden ze als normaal beweeglijk beschouwd. Gezond zaad bevat minstens 40% van dit soort cellen. Ook wordt er gelet op het uiterlijk van de zaadcellen. Wanneer de cellen een ovale kop en een lange staart hebben, dan zijn ze in orde. Goed zaad bevat ook minstens 40% van deze cellen.

Factoren die een rol kunnen spelen bij verminderde zaadkwaliteit

Warmte

Je zaadballen hebben een temperatuur van 35 graden; dat is lager dan je lichaamstemperatuur van 37 graden. Deze lagere temperatuur is belangrijk voor een optimale zaadproductie. Verschillende oorzaken kunnen de temperatuur van je zaadballen verhogen, zoals regelmatig nemen van een zeer warm bad of sauna. Ook een spataderkluwen in de balzak kan de temperatuur verhogen. Of het verlagen van de temperatuur echt bijdraagt aan een verbeterde zaadkwaliteit en een grotere kans op zwangerschap, is nog niet goed onderzocht.

Roken en drugs

Roken kan een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van je zaad. Het is verstandig om te stoppen met roken. Hetzelfde geldt voor het gebruik van drugs.

Vitamine C

Een tekort aan vitamine C in je voeding kan mogelijk bijdragen aan verminderde zaadkwaliteit. Het is dus verstandig om gezond te eten met voldoende verse groenten en fruit.

Koorts

Koorts kan tijdelijk je zaadkwaliteit beïnvloeden. Als het zaadonderzoek een verminderde kwaliteit laat zien en het onderzoek is uitgevoerd na een periode van griep of koorts, kan het nuttig zijn om het onderzoek na minstens drie maanden opnieuw te doen.

Frequentie van zaadlozing

Het hebben van heel weinig of juist heel vaak zaadlozingen kan bij sommige mannen invloed hebben op de zaadkwaliteit. Over het algemeen verbetert het ‘sparen’ van zaad gedurende lange tijd de kwaliteit niet. Aan de andere kant vergroot meerdere keren op een dag gemeenschap de kans op zwangerschap niet.

Hormonale oorzaken

Onder je hersenen ligt de hypofyse, een kleine klier die hormonen aanmaakt zoals het follikelstimulerend hormoon (FSH). Dit hormoon stimuleert je zaadballen. Een te lage productie van FSH kan leiden tot een slechte zaadkwaliteit, maar dit is een zeldzame hormoonstoornis.

Overige factoren

Industriële chemicaliën zoals lood en bestrijdingsmiddelen kunnen de vorm van je zaadcellen slecht beïnvloeden. Daarom vraagt de arts vaak naar je beroep. Ook sommige medicijnen kunnen schadelijk zijn voor je zaad.

De behandeling

Op basis van de uitslagen van de onderzoeken en afhankelijk van de oorzaak van je onvruchtbaarheid kan je gynaecoloog je verschillende adviezen geven of een behandeling voorstellen.

Alles normaal

Als bij jou en je partner alles in orde lijkt, maar er toch geen zwangerschap volgt, kan je gynaecoloog adviseren om op een specifiek moment in je cyclus gemeenschap te hebben. Het beste moment is vlak vóór de eisprong. Als je een basale temperatuurcurve bijhoudt, zie je bij een normale cyclus van 25 tot 28 dagen meestal rond dag 12 tot 14 de temperatuur stijgen. Dit is het moment om te vrijen. Bij een langere cyclus vindt de eisprong later plaats, meestal ongeveer 14 dagen vóór je volgende menstruatie. Belangrijk om te weten is dat een zwangerschap zeker mogelijk is. Geduld is een belangrijke factor.

Kunstmatige inseminatie

Soms kan kunstmatige inseminatie (KI) een oplossing bieden. Hierbij worden de zaadcellen in je baarmoeder geplaatst. Dit kan met zaadcellen van je eigen partner (KIE) of van een donor (KID).

Kunstmatige inseminatie met donorzaad (KID)

KID kan worden toegepast als je partner (nagenoeg) onvruchtbaar is, of als je geen mannelijke partner hebt, zoals bij lesbische paren. Je moet dan beslissen of je een kind wilt dat genetisch niet helemaal van jullie beiden is. Veel mensen vinden dit een moeilijke beslissing. Misschien vind je het ook lastig om te kiezen voor een bekende of onbekende donor en of je het kind later moet vertellen over zijn of haar afkomst. Je kunt hierover advies vragen of praten met lotgenoten.

Geen eisprong

Als je geen eisprong hebt of deze slechts zelden plaatsvindt, kan een hormoonbehandeling met tabletten, een injectie of een infuus helpen om de eisprong op te wekken. Tijdens de behandeling vindt soms een echografie van de eierstokken plaats om te zien hoe ze reageren. Een echografie is een onderzoek waarbij niet-horende geluidsgolven worden omgezet in beelden die op een scherm zichtbaar worden.

Afsluiting van de eileider

Je kunt alleen zwanger worden als ten minste één van je eileiders open is. In de eileiders worden de eicellen bevrucht en via de eileider bereikt de bevruchte eicel de baarmoeder om zich daar in te nestelen. Als je een eileiderontsteking hebt gehad, kunnen littekens zijn gevormd die de eileider helemaal afsluiten of onbeweeglijk maken. Hierdoor kan de eicel moeilijk of helemaal niet in de baarmoeder komen. Dit kan worden gezien op een röntgenfoto van de baarmoeder of tijdens een laparoscopie. Afhankelijk van de ernst van de afsluiting kan je gynaecoloog je een hersteloperatie of een reageerbuisbevruchting aanraden.

Endometriose

Bij endometriose groeit baarmoederslijmvlies buiten de baarmoeder, bijvoorbeeld buiten de eierstokken of in de buikholte. Dit slijmvlies kan onder invloed van eierstokhormonen groter worden en bloeden, wat kan leiden tot littekenvorming in je bekken. Soms is dit de oorzaak van onvruchtbaarheid. Kleine stukjes slijmvlies kunnen met een laparoscopie worden verwijderd. Grote stukken baarmoederslijmvlies kunnen worden verwijderd door een laparoscopie, door hormoonbehandeling worden verkleind, of door een operatie worden weggehaald.

Behandeling van de man

Op basis van de uitslagen van de onderzoeken en afhankelijk van de oorzaak van je onvruchtbaarheid kan je arts bepaalde adviezen geven of een behandeling voorstellen.

Alles normaal

Als er voldoende zaadcellen zijn die normaal van vorm zijn en zich actief bewegen, kan het soms helpen om op een ander moment te vrijen. De temperatuurcurve die je partner bijhoudt kan hierbij nuttig zijn. Het kan ook nodig zijn om de techniek van het vrijen aan te passen, zodat de zaadcellen zo dicht mogelijk bij de baarmoedermond worden gebracht.

Te weinig zaadcellen

Als er te weinig zaadcellen zijn, kan je arts een hormoonkuur adviseren. Dit werkt niet altijd, omdat een lage zaadproductie zelden door een hormoonstoornis wordt veroorzaakt. Soms kunnen schedespoelingen helpen. Deze spoelingen verbeteren het milieu waarin de zaadcellen terechtkomen, zodat een klein aantal zaadcellen toch tot bevruchting kan leiden. Ook kan geprobeerd worden om de zaadcellen op het juiste moment direct in de baarmoeder te brengen (kunstmatige inseminatie met zaad van je eigen partner, oftewel KIE).

Spataderkluwen in de balzak

Bij een spataderkluwen in de balzak kan de zaadproductie laag zijn en zijn de zaadcellen vaak minder bewegelijk. De behandeling bestaat uit een operatie waarbij de ader die het bloed uit de balzak afvoert, wordt afgesloten. Dit kan door een sneetje onder in de buik of via een kijkbuisje. Deze operatie wordt door een uroloog uitgevoerd en is een kleine ingreep. Na de operatie verdwijnen de spataderen, en blijven er voldoende aderen over die het bloed kunnen afvoeren. Bij 70 tot 80 procent van de behandelde mannen nemen de hoeveelheid zaadcellen en de beweeglijkheid ervan toe, meestal in de derde maand na de operatie.

Een andere optie is om via een röntgenonderzoek een plastic spiraaltje in de verwijde ader te plaatsen. Dit spiraaltje veroorzaakt een bloedstolsel op de plaats waar anders een afbinding zou worden uitgevoerd. Deze behandeling kan poliklinisch plaatsvinden.

Je arts zal met je bespreken of een operatie verstandig is. Soms wordt een verbetering van de spermakwaliteit gezien, maar dit is niet altijd het geval. Of de kans op een natuurlijke bevruchting toeneemt is niet overtuigend aangetoond, maar kan ook niet worden uitgesloten. Bij de beslissing wordt ook gekeken of er andere factoren zijn die het zwanger worden bemoeilijken of dat dit de enige afwijking is. Daarnaast speelt mee hoe ver je wilt gaan met andere behandelingsmogelijkheden.

Afsluiting van de zaadleider

Als je zaadleider is afgesloten, kan het zaad niet worden geloosd. Hoewel het zaad gezond en beweeglijk is, kan het zijn doel niet bereiken omdat de weg naar buiten is geblokkeerd. Een afsluiting kan ontstaan door littekenvorming door vroegere ontstekingen of door een aangeboren afwijking. Ook hiervoor kan een operatie worden uitgevoerd. De kans op zwangerschap na zo’n operatie is niet groter dan 15 procent.

Andere voortplantingstechnieken

Als het ondanks adviezen of behandelingen niet lukt om zwanger te worden, kan bevruchting buiten het lichaam een optie zijn.

Reageerbuisbevruchting

Bevruchting buiten het lichaam, ook wel IVF (in-vitro fertilisatie) of reageerbuisbevruchting genoemd, kan een oplossing zijn als je partner wel gezonde eicellen heeft, maar deze niet de baarmoeder kunnen bereiken door bijvoorbeeld geblokkeerde eileiders.

Bij een reageerbuisbevruchting worden een aantal rijpe eitjes uit de eierstok gehaald. Deze eitjes worden in een ‘broedstoof’ geplaatst, een kastje met een constante temperatuur van 37°C en een speciale voedingsbodem. Vervolgens worden zaadcellen van jou toegevoegd. Na een paar dagen kan worden gekeken of er bevruchting heeft plaatsgevonden. Als dat het geval is, wordt de bevruchte eicel voorzichtig in de baarmoeder van je partner geplaatst. Als de eicel zich goed innestelt, is de kans op een succesvolle zwangerschap groter. Als dit niet lukt, moet de procedure opnieuw worden uitgevoerd. Als je partner zelf geen goede eicellen heeft, kan ook een donoreicel worden gebruikt in combinatie met jouw zaadcellen. De bevruchte donoreicel wordt dan in de baarmoeder van je partner geplaatst.

Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI)

Een variant van de reageerbuisbevruchting is ICSI. Hierbij wordt één zaadcel uit een spermamonster gehaald en direct in de eicel geplaatst. De zaadcel hoeft niet meer, zoals bij reageerbuisbevruchting, zelf de eicel binnen te dringen. Verder is de behandeling hetzelfde als bij reageerbuisbevruchting.

ICSI kan worden overwogen als het zaad te slecht is (minder dan 1 miljoen beweeglijke zaadcellen per zaadlozing) of als reageerbuisbevruchting één of twee keer geen bevruchting heeft opgeleverd, ondanks voldoende beweeglijke zaadcellen.

Als je ICSI overweegt, is het verstandig om eerst een chromosomenonderzoek (en in sommige gevallen DNA-onderzoek van het mannelijke chromosoom) te laten uitvoeren. Bij mannen met extreem slecht zaad worden soms chromosoomafwijkingen gevonden. Afhankelijk van de gevonden afwijkingen kan er advies worden gegeven door klinisch genetische centra.

Een zwangerschap kan zelfs mogelijk zijn bij azoöspermie (geen zaadcellen in de zaadlozingen). De behandeling hangt af van de oorzaak van de azoöspermie, zoals obstructie van de zaadleiders door ontsteking of sterilisatie. Een ICSI-behandeling is mogelijk met zaadcellen die door middel van een operatie uit de bijbal (epididymis) of de zaadbal (testis) worden gehaald. Deze behandelingen worden MESA (ICSI + epididymis zaadcellen) en TESE (ICSI + testiculaire zaadcellen) genoemd. Via deze methoden kunnen mannen met geen of weinig levend zaad toch een kind verwekken. In Nederland worden deze behandelingen echter (nog) niet uitgevoerd.

Veel mensen beschouwen IVF of ICSI als een laatste kans. Dit kan de behandelingen extra spannend maken. Door de hormoonbehandelingen en de wachttijd, vooral na de terugplaatsing van bevruchte embryo’s, is je partner vrijwel dag en nacht met de behandeling bezig. Veel mannen ervaren ook druk bij het produceren van zaad op het juiste moment. Als je wilt praten over de spanningen die de behandeling bij jou of in je relatie teweegbrengt, kun je hiervoor begeleiding vragen.

Spanningen en emoties

Veel mensen vinden de periode van onderzoeken en behandelingen erg moeilijk. De gang door het medische circuit kan lang duren en dit kan je dagelijks leven belasten. Je moet regelmatig naar het ziekenhuis. Als je een baan hebt, kan dit problemen opleveren. Misschien moet je kiezen of je je werkgever of collega’s moet inlichten over de reden van je afwezigheid. Als je twijfelt over deze stap, kun je dit eerst bespreken met een bedrijfsarts of een bedrijfsmaatschappelijk werker.

Onderzoeken en behandelingen kunnen je lichamelijk belasten, maar ook emotioneel kan deze periode zwaar zijn. Teleurstellingen kunnen elkaar opvolgen, terwijl je toch blijft hopen op een goede afloop. Als je partner de meeste onderzoeken en behandelingen moet ondergaan, voel je je misschien machteloos en heb je het gevoel dat je alleen maar aan de zijlijn staat.

Ook binnen je relatie kunnen spanningen ontstaan. Je en je partner kunnen het bijvoorbeeld oneens zijn over beslissingen over de behandelingen of over de openheid naar de omgeving. Ook seksueel kan de spanning oplopen. Vrijen op vruchtbare dagen kan de spontaniteit en het plezier verminderen. Soms voel je een afstand als je partner heel anders reageert op de kinderloosheid dan jijzelf. Op andere momenten kan het samen meemaken van deze ingrijpende gebeurtenissen juist een sterk gevoel van verbondenheid met je partner geven.

Praten over vruchtbaarheidsproblemen

Praat je wel of niet met mensen in je directe omgeving over je kinderloosheid? Veel mensen vinden dit een dilemma. Niet iedereen praat gemakkelijk over teleurstellingen in het leven. Mensen uit je omgeving weten vaak niet goed hoe ze moeten reageren op je emoties. Bovendien begrijpen veel mensen niet wat het uitblijven van een zwangerschap emotioneel betekent. Ze kunnen snel oordelen, pijnlijke opmerkingen maken of goed bedoelde adviezen geven die kwetsend kunnen zijn. Misschien voel je jaloezie of boosheid als mensen in je omgeving wel zwanger worden, vooral als de gesprekken daarna hoofdzakelijk over zwangerschappen en kinderen gaan. Dit kan je het gevoel geven buitengesloten te zijn. Als je open bent over je verdriet en teleurstelling, kunnen mensen in je omgeving beter rekening met je houden. Ook kun je via de patiëntenvereniging Freya in contact komen met mensen die hetzelfde meemaken of hebben meegemaakt. Praten met mensen in een vergelijkbare situatie kan het gevoel van isolement verkleinen.

Als je wilt praten met een professionele hulpverlener, bijvoorbeeld een maatschappelijk werker van het ziekenhuis of van buiten het ziekenhuis, kan je arts of huisarts je hierover informeren.

Patiëntenvereniging Freya

Patiëntenvereniging Freya is een landelijke patiëntenvereniging die vanuit ervaringsdeskundigheid een luisterend oor biedt en informatie verstrekt aan paren die ongewild kinderloos zijn.

Adres:

Postbus 476,
6600 AL Wijchen
Telefoon: 024 – 64 51 088
E-mail: secretariaat@freya.nl
Website: www.freya.nl

Op de website van de vereniging vind je onder andere titels van informatiebrochures, informatie over lotgenotencontact en voorlichtingsbijeenkomsten, een boekenlijst en adressen van hulpverlenende instanties.

Als je kinderloos blijft

Ondanks alle medische mogelijkheden leiden vruchtbaarheidsbehandelingen niet altijd tot een zwangerschap. Sommige mensen blijven kinderloos. Als dit jou overkomt, kun je hevige gevoelens van rouw en leegte ervaren. Het kan lang duren voordat je een manier hebt gevonden om hiermee om te gaan. Mensen in je omgeving zullen je misschien aanraden om snel een ander doel in je leven te zoeken. Voor veel mensen is dit echter pas mogelijk als de gevoelens van rouw om de kinderloosheid enigszins zijn verwerkt. Als je overweegt pleegkinderen te adopteren, is het raadzaam je tijdig te oriënteren op de jarenlange procedure.

Nazorg en adviezen voor thuis

Hieronder vind je een aantal leefregels voor mannen met een verminderde zaadkwaliteit. Houd er echter rekening mee dat nooit goed is onderzocht of deze regels de kwaliteit van het sperma werkelijk verbeteren of de kans op zwangerschap verhogen. Een garantie voor verbetering van de spermakwaliteit door deze maatregelen is dan ook niet te geven.

Toch is het mogelijk dat je sperma beter wordt. Omdat de vorming van een zaadcel ongeveer drie maanden duurt, kun je pas na die periode een eventuele verbetering van de spermakwaliteit verwachten.

  • Probeer langdurige hete baden of saunabezoeken zo veel mogelijk te vermijden.
  • Het gebruik van elektrische dekens kan vanwege de warmte minder verstandig zijn.
  • Het ‘sparen’ van sperma lijkt niet goed te zijn voor de kwaliteit. Ongeveer twee à drie zaadlozingen per week kan mogelijk het beste zijn.
  • Probeer te stoppen met roken, eet gezonde voeding met voldoende vitaminen en vermijd overmatig alcoholgebruik.

Vragen

Als je na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, bespreek deze dan gerust met je behandelend arts. Je kunt van maandag tot en met vrijdag tussen 09.00 en 12.00 uur en tussen 14.00 en 16.00 uur telefonisch contact opnemen met de polikliniek gynaecologie.

  • Polikliniek gynaecologie: 0413 - 40 19 38 (binnen kantooruren)
  • Receptie Bernhoven: 0413 - 40 40 40 (buiten kantooruren)