Skip to Content

Voeding bij nierstenen (calciumoxalaat)

Je hebt nierstenen in je urinewegen. In medische taal ook calciumoxalaatstenen genoemd. Deze stenen bestaan uit calcium- en oxalaatdeeltjes. Nierstenen komen vaak voor, maar geven niet altijd klachten. Soms leiden ze tot hevige pijnaanvallen. Als je herhaaldelijk last hebt van nierstenen, is verder onderzoek nodig. In deze folder lees je hoe nierstenen ontstaan, behandeld worden en voorkomen kunnen worden met voedingsmaatregelen.

Hoe ontstaan nierstenen?

Nierstenen ontstaan wanneer bepaalde stoffen in de urine te geconcentreerd zijn. Bij calciumoxalaatstenen zijn dat calcium- en oxalaatdeeltjes. Kleine kristallen kunnen zich vormen uit deze deeltjes. Normaal worden deze kristallen uitgescheiden via urine. Maar als ze in de nieren blijven hangen, kunnen ze uitgroeien tot nierstenen. Naast calcium en oxalaat kunnen andere voedingsstoffen ook invloed hebben op de vorming van nierstenen. Met behulp van aanpassingen in de voeding kan de kans op nieuwe nierstenen verminderd worden.

 

Waarom een dieet?

De behandeling van nierstenen is gericht op het voorkomen van nieuwe nierstenen.

Voeding en nierstenen

Hieronder lees je de algemene voedingsadviezen. Voor een persoonlijk advies of als je deze adviezen moet combineren met een bestaand dieet, is begeleiding door een diëtist aan te raden.

De belangrijkste voedingsadviezen op een rijtje

  • Eet gezond
  • Drink voldoende: 2.5-3 liter per dag
  • Neem bij elke hoofdmaaltijd een melkproduct
  • Vermijd zeer oxalaatrijke producten
  • Beperk het gebruik van zout en zoutrijke producten
  • Eet regelmatig citraatrijke voeding, zoals citrusfruit en bessen
  • Voorkom gebruik van grote hoeveelheden dierlijk eiwit, met name vlees
  • Neem geen vitamine C supplement
  • Neem geen vitamine D supplement met meer dan 100% van de ADH
  • Streef een gezond gewicht na

Gezonde voeding

Een gezond eetpatroon bevat alle nodige voedingsstoffen, inclusief kalium, magnesium en vezels. Dit verkleint de kans op nierstenen. Eet dagelijks 2 stuks fruit en 250 gram groenten, maar vermijd soorten met veel oxaalzuur. Kies vooral volkoren producten, plantaardige over dierlijke producten, en beperk suikerrijk voedsel.

Drink voldoende vocht: 2.5 - 3 liter per dag

Het beste is om vooral water of bronwater te drinken. Je kunt ook wat suikerarme dranken (zoals light frisdrank of suikervrije limonade) of (citrus)vruchtensap drinken. Probeer het drinken van sterke thee (zwarte, groene en rooibox), ice tea, chocolademelk, suikerrijke dranken, dranken met toegevoegde glucose-fructosesiroop te beperken en sappen/smoothies met oxaalzuurijke fruit- en groentesoorten. Deze kunnen de kans op urinewegstenen vergroten.

Eetpatroon met normaal calciumgehalte

Een eetpatroon met een normale hoeveelheid calcium kan helpen om minder losse oxalaatdeeltjes in de urine te hebben, omdat calcium en oxalaat aan elkaar binden. Dit vermindert het risico op kristalvorming. Het wordt aanbevolen om dagelijks ongeveer 3-4 porties melk(producten) en 1.5 plak kaas te eten. Ook via groenten, noten en peulvruchten krijg je wat calcium binnen. Het is belangrijk om melkproducten tijdens de maaltijd te gebruiken. Als het niet lukt om genoeg calcium binnen te krijgen, kun je met je arts of diëtist bespreken of het nodig is om een supplement te gebruiken.

Vermijd oxalaatrijke producten

Het eten van veel oxalaat kan leiden tot meer losse oxalaatdeeltjes in de urine, wat het risico op het ontwikkelen van stenen vergroot. Voedingsmiddelen die rijk zijn aan oxaalzuur zijn: spinazie, rabarber, (snij)bieten, paprika en witte bonen. Ook cacao, chocolade (en producten daarvan zoals chocoladevla), sterfruit (carambola), amandelen, sojameel, aardappelen (met schil) en sterke thee bevatten veel oxaalzuur.

Hier zijn wat voedingsmiddelen die je beter kunt vermijden of minder van kunt eten:

Te vermijden:

  • Sterfruit, dadels en gedroogde vijgen
  • Bieten, paprika, okra, rabarber, snijbiet en spinazie
  • Amarant, boekweit, bulgur, gierst enquinoa
  • Sterke thee, ice tea, rijstdrink, cacao en producten met cacao (zoals chocolade, hagelslag, chocolademelk)
  • Amandelen en producten met amandelen (zoals amandelbroodje, gevulde koek, marsepein)
  • Cashewnoten, pinda's en chips

Beperk het gebruik van:

  • Avocado, frambozen, kiwi, mandarijn en sinaasappel
  • Aubergine, koolraap, pastinaak, tomaat, aardappelproducten en zoete aardappel
  • Peulvruchten en vleesvervangers op basis van soja/peulvruchten/schimmels (zoals tofu, tempeh)
  • Slappe thee, limonade van vruchtensiroop, olijven, miso, sojasaus/ketjap en tahin
  • Pistachenoten, walnoten en pecannoten

Beperk het gebruik van zout

Een hoge zoutinname kan het risico op steenvorming verhogen. Wees matig met het gebruik van keukenzout. Voeg geen of zo min mogelijk zout toe bij het bereiden van de maaltijd. Door de fabrikant wordt aan veel voedingsmiddelen zout toegevoegd. Producten die veel zout bevatten zijn o.a.: kant-en-klare sauzen en soepen, kant-en-klaarmaaltijden, bouillonblokjes, ketjap, strooiaroma, kruidenmengsels, vleeswaren (bijv. rauwe ham en rookvlees), rookworst, hamburgers, gepaneerd vlees, kaas, haring, ansjovis, bokking, zoutjes, borrelnoten en snacks (bijvoorbeeld bamiballen, frikadellen). Probeer de inname van deze producten te verminderen.

Beperk het gebruik van zout

Het is beter om niet te veel zout te eten omdat dit het risico op steenvorming kan vergroten. Probeer dus niet te veel zout toe te voegen aan je maaltijden. Veel bewerkte voedingsmiddelen bevatten al veel zout, zoals kant-en-klare sauzen en soepen, kant-en-klaarmaaltijden, bouillonblokjes, ketjap, strooiaroma, kruidenmengsels, vleeswaren (bijv. rauwe ham en rookvlees), rookworst, hamburgers, gepaneerd vlees, kaas, haring, ansjovis, bokking, zoutjes, borrelnoten en snacks (bijvoorbeeld bamiballen, frikadellen). Probeer het eten van deze producten te beperken.

Zorg voor voldoende inname van citraat (citroenzuur)

Citraat beschermt tegen nierstenen. Je vindt veel citraat in citrusfruit en bessen. Voorbeelden van fruit(sap) met veel citraat zijn citroen, limoen, ananas, zwarte bessen, cranberries en abrikozen. Sinaasappels of sinaasappelsap bevatten ook veel citraat, maar vanwege het hoge gehalte aan oxaalzuur is het beter om hier niet te veel van te drinken. Het is goed om elke dag minstens 2 stuks fruit te eten, waarbij je regelmatig citrusfruit en bessen kiest. Citraat wordt ook vaak voorgeschreven als medicijn. Let op dat citroenzuur niet hetzelfde is als vitamine C (ascorbinezuur).

Gebruik niet te veel dierlijk eiwit

Eiwit is belangrijk voor je lichaam omdat het de bouwsteen is voor al je cellen. Daarom heb je elke dag eiwit nodig, omdat je lichaam geen voorraad kan aanleggen. Maar te veel eiwit, vooral van dierlijke bronnen, wordt niet aangeraden omdat het het risico op nierstenen kan vergroten. Voedingsmiddelen die veel eiwit bevatten zijn vlees, vis, wild, gevogelte, vleeswaren, kaas, melk, eieren, noten, pinda's, sojaproducten en peulvruchten. Probeer niet meer dan 500 gram vlees per week te eten, inclusief vleeswaren, en daarvan niet meer dan 300 gram rood vlees zoals rund, schaap, geit en varken. Beperk je inname van melkproducten tot 3-4 porties per dag.

Vermijd grote hoeveelheden vitamine C en vitamine D

Vermijn het gebruik van een vitamine C supplement, want dat kan het risico op nierstenen vergroten. Als je een multivitamine neemt, zorg er dan voor dat deze niet meer dan de helft van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) vitamine C bevat. Als je een vitamine D supplement neemt, neem dan niet meer dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH).

Nastreven van een gezond gewicht

Als je overgewicht hebt, kan dit het risico op nierstenen vergroten. Het is aan te raden om een gezond gewicht te behouden of af te vallen bij overgewicht.

Medicijnen

Soms kunnen problemen in de urine met medicijnen worden behandeld. Deze medicijnen zijn bewezen om de kans op het opnieuw krijgen van nierstenen te verminderen. Als advies over voeding niet genoeg helpt, kan je arts beslissen om deze medicijnen voor te schrijven.

Heb je nog vragen?

Vragen over je medicijnen of ziektebeeld kun je bespreken met je behandelend arts.