Skip to Content

Spreekuur afwijkend uitstrijkje: afwijkend uitstrijkje, kolposcopie en lusexcisie

Je hebt een verwijzing gekregen naar het uitstrijkjespreekuur omdat je een afwijkende uitslag hebt van het uitstrijkje van de baarmoedermond. Op het uitstrijkjespreekuur wordt door de gynaecoloog onderzocht wat hiervan de oorzaak is. Als het nodig en mogelijk is, worden afwijkingen ook meteen behandeld. De meeste vrouwen met een afwijkend uitstrijkje zullen nooit baarmoederhalskanker krijgen, maar soms is behandeling wel verstandig. Deze folder vertelt je meer over het onderzoek, de diagnose en de behandeling.

Een afwijkende uitslag

De uitslag is afwijkend bij vijf van de honderd vrouwen die bij het bevolkingsonderzoek een uitstrijkje laten maken, maar zelf geen klachten hebben.

Hoe ontstaan de afwijkingen in de cellen?

Het is bekend dat afwijkingen in de cellen iets te maken hebben met een infectie met het humaan papillomavirus (HPV). Het virus zit in slijmvliezen en huid en wordt door seksueel contact verspreid. Verreweg de meeste vrouwen die seksueel contact hebben (80 tot 90%) worden minstens een keer geïnfecteerd met HPV. Condoomgebruik beschermt hier niet helemaal tegen. Een HPV infectie geeft geen klachten en geneest bij veel vrouwen vanzelf en het heeft geen zin om partners hiervoor te behandelen. Het duurt ongeveer twee jaar voordat jouw lichaam het virus opruimt. Enkele vrouwen houden het virus bij zich en worden dus drager: er ontstaat dan een chronische infectie. Sommige soorten van dit virus verhogen het risico op het krijgen van baarmoederhalskanker. Alleen als het virus langdurig in het lichaam aanwezig is, kan het cellen beschadigen.

Bevolkingsonderzoek

Bij het bevolkingsonderzoek (BVO) naar baarmoederhalskanker wordt eerst gekeken of het HPV virus aanwezig is. Als het virus aanwezig is, wordt verder gekeken of er afwijkende cellen aanwezig zijn.

Wat betekent jouw uitslag?

De baarmoederhals bevat twee soorten cellen: plaveiselcellen en cilindercellen (zie figuur).
De plaveiselcellen bekleden de buitenkant van de baarmoederhals en de schede, de cilindercellen bekleden de binnenkant van de baarmoederhals. Het gebied tussen deze twee soorten cellen heet de overgangszone. Van deze overgangszone worden bij een uitstrijkje cellen afgenomen en deze worden beoordeeld.
De uitslag die het meest gebruikt wordt is die volgens Papanicolaou. Die wordt ook de Pap-uitslag genoemd en gaat van 1 tot 5. Hoe hoger het cijfer hoe meer afwijkend het uitstrijkje is.

De overgangszone

De Pap-uitslagen en het advies dat daarbij hoort

Pap uitslag advies
1 normaal nieuw uitstrijkje over zes maanden

2

3a1

enkele cellen anders kolposcopie (kijkonderzoek) van de baarmoedermond door gynaecoloog, eventueel biopten
3a2 licht afwijkende cellen kolposcopie door gynaecoloog, eventueel biopten of lusexisie
3b meer afwijkende cellen kolposcopie door gynaecoloog met lusexisie
4 sterkere afwijking dan bij 3b kolposcopie door gynaecoloog met lusexisie
5 sterk afwijkende cellen kolposcopie door gynaecoloog; er is een kans dat de afwijkingen passen bij baarmoederhalskanker

 

Een afwijkend uitstrijkje: hoe nu verder?

Bij jou is er reden voor verder onderzoek door middel van een kolposcopie. Een kolposcopie is een inspectie van de baarmoedermond. De gynaecoloog bekijkt de baarmoedermond met een microscoop en neemt zo nodig een stukje weefsel weg voor nader onderzoek (biopsie). Het is ook mogelijk dat je direct behandeld wordt met een lusexcisie: bij een lusexcisie neemt de gynaecoloog een kegelvormig stukje weefsel weg uit de baarmoedermond.

De patholoog beoordeelt deze stukjes weefsel van de baarmoedermond om te kijken of er echt afwijkingen in zitten en hoe groot die afwijkingen zijn. De uitslag van dit weefselonderzoek ontvangt u meestal telefonisch na 14 dagen.

Wat gebeurt er bij een kolposcopie?

Bij kolposcopie onderzoekt de arts het weefsel van de baarmoedermond

  • Je ligt in de beensteunen. De gynaecoloog plaatst een spreider (speculum) in de vagina.
  • De microscoop staat voor je, voor de vagina. Om het weefsel beter te kunnen beoordelen maakt de gynaecoloog de baarmoedermond nat met een een azijnoplossing en later met jodium. Dit kan prikken.
  • De gynaecoloog bekijkt met de microscoop de baarmoedermond en baarmoederhals. Hij of zij probeert de overgangszone goed te overzien en beoordeelt de plaveiselcellen en de cilindercellen.
  • Zie je erg tegen het onderzoek op, vertel dat dan aan de gynaecoloog.
  • Tijdens het onderzoek kun je, als je dat wilt, meekijken op een tweede scherm.
De kolposcopie

Hoe bereid je je voor op een kolposcopie?

In principe is pijnstilling tijdens dit onderzoek niet nodig. Als je dat wilt, mag je één uur voor het onderzoek twee tabletten paracetamol 500 mg. innemen. Voor dit onderzoek hoef je niet nuchter te zijn dus je kunt gewoon eten en drinken.

CIN-uitslag bij kolposcopie

Voor de uitslag van dit onderzoek maakt men gebruik van de CIN-indeling.
CIN is een afkorting van

  • Cervicale (van de baarmoederhals)
  • Intra-epitheliale (in de bekledende laag)
  • Neoplasie (nieuw weefsel)

Als het weefsel afwijkt, wordt dit dysplasie genoemd. Dat betekent dat de opbouw van het weefsel anders is dan normaal.

  • Bij CIN I heeft het weefsel lichte afwijkingen, lichte dysplasie. Er is een zeer grote kans dat de afwijking vanzelf verdwijnt.
  • Bij CIN II zijn de afwijkingen wat duidelijker, matige dysplasie. Ook hier bestaat de kans dat de afwijking vanzelf verdwijnt. Die kans maak je groter door niet te roken en gezond te leven. Afhankelijk van verschillende factoren kiest de arts soms voor een lusexisie en soms voor afwachten met vervolgcontroles. Ook kan gekozen worden voor een behandeling met een crème (Aldara®, imiquimod), zie folder behandeling-met-imiquimod.
  • Bij CIN III zijn er sterkere afwijkingen van de opbouw van het weefsel, ernstige dysplasie. Deze afwijking verdwijnt niet vanzelf en de arts adviseert een behandeling te ondergaan. De meeste vrouwen bij wie een CIN III wordt gevonden, krijgen waarschijnlijk nooit baarmoederhalskanker, ook niet als zij niet behandeld worden.

Mogelijke behandelingen bij een kolposcopie

Blijkt bij kolposcopie dat de cellen afwijkend zijn, dan zijn er verschillende mogelijkheden:

  • de gynaecoloog vindt afwachten verantwoord
  • hij of zij kan een biopsie nemen
  • of het is mogelijk dat je het advies krijgt direct te behandelen met een lusexcisie

Geen afwijkingen of beeld passend bij CIN I - CIN II

Het kan zijn dat het beeld er bij kolposcopie zo normaal uitziet dat de gynaecoloog een uitgebreide behandeling niet nodig vindt. De verwachting is dat de afwijking vanzelf verdwijnt door af te wachten. Bij twijfel over de afwijking beslis je samen met de gynaecoloog tot het verrichten van een biopsie om te zien of een uitgebreidere behandeling d.m.v. een lusexcisie toch nodig is. In sommige gevallen kun je bij de verdenking op CIN II samen met de gynaecoloog toch beslissen tot het uitvoeren van een lusexcisie.

Verdenking CIN III

Bij CIN III bestaat de behandeling uit een lusexcisie. Je beslist in overleg met jouw gynaecoloog of je deze behandeling laat uitvoeren.

Wat is een biopsie?

Met een kleine tang neemt de gynaecoloog een of meerdere stukjes weefsel uit het afwijkende gebied. Dat kan even pijn doen, maar tevoren verdoven is vervelender. Als je hoest op het moment dat het weefsel wordt afgenomen, voel je de pijn minder.
Door deze ingreep ontstaat een klein wondje dat licht kan bloeden. Soms kan de gynaecoloog een zilverstokje tegen het bloedende gebied aanhouden om het bloeden te verminderen. Je voelt dan wat lichte krampen in de onderbuik. Blijft het wondje bloeden, dan kan een tampon in de vagina worden ingebracht. Het bloedverlies verdwijnt meestal vanzelf. De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De uitslag van dat onderzoek komt na ongeveer twee weken. Als de uitslag past bij CIN III wordt alsnog een lusexcisie geadviseerd.

Biopsie

Wat is een lusexcisie?

Een lusexcisie is een iets uitgebreider onderzoek dan een biopsie. Dit betekent dat het stuk weefsel dat wordt weggenomen aanmerkelijk groter is dan bij een biopsie.

Dit gebeurt :

  • als de baarmoedermond duidelijk afwijkend is (CIN III)
  • als de overgangszone niet zichtbaar is, terwijl er wel afwijkingen in het uitstrijkje zijn
  • als de uitslag van de biopsie daar aanleiding toe geeft

Hoe verloopt de lusexcisie?

De lusexcisie vindt plaats op de behandelkamer. Je krijgt een aantal prikken om de baarmoedermond plaatselijk te verdoven. Dat kan even pijn doen. Je kunt hier ook een versnelde hartslag van krijgen.
Je krijgt een plastic plakker op jouw been om de stroom te geleiden. De gynaecoloog gebruikt voor het wegnemen (excisie) een dunne metalen lis, die elektrisch verhit wordt. Van de lusexcisie zelf voel je meestal niets. Soms werkt de verdoving niet helemaal goed en kan het toch wat pijnlijk zijn, dit duurt meestal maar kort. Wel geeft het wegbranden soms een onaangenaam geluid of een branderige geur en kun je wat rook zien. Een lusexcisie kan ook onder sedatie (een roesje) maar normaliter is dat niet nodig.

De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De uitslag van dat onderzoek komt na twee weken.

Na een lusexcisie kun je een aantal weken licht bloederige afscheiding hebben tot de wond genezen is. Heb je na een lusexcisie langere tijd last van ruim bloedverlies dat meer is dan bij een gewone menstruatie, of krijg je abnormale afscheiding, neem dan contact op met het ziekenhuis. De kans op (te) veel bloedverlies is ongeveer vijf procent. Zolang je bloedverlies of bloederige afscheiding hebt, is het verstandig geen seksueel contact te hebben en niet te zwemmen of in bad te gaan. Je mag wel douchen.

Soms neemt het bloedverlies na een week weer even wat toe, omdat het korstje loslaat. Dat is normaal en geen reden tot zorg.

Controles

Als alle uitslagen bekend zijn, bespreekt de gynaecoloog met je hoe de controles zullen verlopen. Meestal krijg je het advies een nieuw uitstrijkje te laten maken na een halfjaar tot een jaar.

Bij negen van de tien vrouwen met een afwijkend uitstrijkje, wordt het uitstrijkje direct weer normaal.
Soms laat het uitstrijkje, ook na behandeling, nog steeds afwijkingen zien. Bij de helft van deze langer bestaande afwijkingen wordt het vanzelf alsnog normaal. Is dat niet zo en blijft het uitstrijkje afwijkend dan adviseert de gynaecoloog opnieuw kolposcopie.

Heb je nog vragen?

Deze kun je altijd bespreken met jouw gynaecoloog. Meer informatie vind je op www.uitstrijkje.nl

  • Polikliniek gynaecologie & verloskunde, op werkdagen van 8.30-17.00 te bereiken op:
    0413 - 40 19 38 / Route 150

Bron: Gebaseerd op de NVOG patiëntenfolder UITSTRIJKJE, KOLPOSCOPIE, LISEXCISIE EN CONISATIE, aangepast aan het uitstrijkjesspreekuur in Bernhoven.