Spinale pijnbestrijding (pijnbestrijding via wervelkanaal)
Je hebt met je behandelend specialist afgesproken dat je gaat starten met spinale pijnbestrijding. In deze folder lees je hoe deze behandeling in het Regionaal Pijn Centrum in Bernhoven verloopt en over andere zaken die hierbij van belang kunnen zijn.
Algemeen
Pijnklachten zijn meestal goed te bestrijden door de huisarts en de behandelend specialist. Maar soms helpen de voorgeschreven pijnstillers niet meer of hebben ze te veel bijwerkingen. Ook kan het slikken van veel pijnstillers te belastend zijn. Dan kan spinale pijnbestrijding een volgende stap zijn om uw pijn te bestrijden.
Wat is spinale pijnbestrijding?
Spinale pijnbestrijding is een vorm van behandeling van pijn bij kanker, waarbij patiënten een dun slangetje (in medische termen katheter genoemd) ingebracht krijgen in het wervelkanaal ofwel 'spinale kanaal'. Dit kanaal bevat hersenvocht en is begrensd door het hersenvlies. Dit wordt ook wel intradurale ruimte genoemd (zie tekening).
Behandeling
Je blijft voor deze behandeling een of soms meerdere dagen in het ziekenhuis. Je behandelend arts, de pijnspecialist of de pijnconsulent van het Regionaal Pijn Centrum Bernhoven regelt de afspraak voor deze opname.
Soms kan worden volstaan met een goede verdoving van de huid en is sedatie niet nodig, zeker niet als katheter vlak onder de huid (subcutaan) wordt ingebracht.
Vooraf heb je een afspraak bij een sedationist die samen met jou de procedure rondom de sedatie doorneemt. (Een sedationist is iemand die is opgeleid om de patiënt medicatie te geven die een rustgevende roes geven, en de patiënt tijdens dit roesje bijstaan).
De ingreep gebeurt op de operatiekamer. Eerst krijg je een infuus in de arm, om vocht en medicijnen te kunnen toedienen. Tijdens de behandeling lig je op de linker- of rechterzij. Je moet ongeveer 20 minuten in deze houding blijven liggen en de rug zo bol mogelijk maken.
Voor deze behandeling moet je nuchter zijn i.v.m. de sedatie die je krijgt.
De anesthesioloog brengt via een ruggenprik de katheter in het wervelkanaal; dat kan op verschillende plaatsen in de rug zijn, zowel in de lage rug als ter hoogte van de borstkas. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving. Nadat de naald is verwijderd wordt het uiteinde van de katheter meestal een stukje onder de huid doorgeschoven naar de zijkant van het lichaam. Voordeel van deze plaats is dat de katheter beter en langer kan blijven zitten en dat de kans op infecties kleiner is. Het uiteinde van de katheter komt in de zij weer bovenhuids en er wordt een filter op aangesloten om bacteriën en stof tegen te houden. (Er zijn ook katheters die onder de huid blijven en een aanprikpunt onder de huid hebben). Op het filter wordt een verbindingsslangetje aangesloten dat verbonden is met een pomp. Na de behandeling gaat u via de uitslaapkamer weer terug naar de verpleegafdeling.
Bijwerkingen
Bijwerkingen zijn afhankelijk van het medicijn dat via het pompje wordt toegediend. Meestal lukt het prima om een balans te vinden tussen goede pijnstilling en zo min mogelijk bijwerkingen. De bijwerkingen van morfine zullen eerder afnemen dan toenemen omdat via deze spinale toediening minder morfine gegeven kan worden met een beter resultaat.
De belangrijkste bijwerkingen van morfine zijn:
- Misselijkheid. Deze misselijkheid verdwijnt doorgaans na een aantal dagen.
- Sufheid, welke meestal ook voorbijgaand is na een paar dagen.
- Jeuk en transpiratie.
- Moeite met de ontlasting, hiervoor krijgt u laxerende medicijnen.
Als er ook een plaatselijk verdovend middel in de pomp zit, dan kan krachtsverlies van de benen optreden. De anesthesioloog kan zo nodig de dosering aanpassen.
Complicaties
- Er bestaat een kleine kans op het ontstaan van hoofdpijn na de ingreep (door lekkage van hersenvocht). Dit is vervelend, maar kan geen kwaad. Meestal zijn de klachten na een paar dagen over. Krijg je hoofdpijn, dan kun je het beste veel water en/of koffie drinken.
- Ondanks de zorgvuldige verzorging van de katheter, bestaat er een kans dat de katheter infecteert. In dat geval kiest de arts er meestal voor om de katheter te verwijderen om te voorkomen dat er een hersenvliesontsteking ontstaat. Daarnaast krijg je dan een antibioticum voorgeschreven.
- Er bestaat een kans dat er wat hersenvloeistof langs de katheter naar buiten lekt. Meestal gaat ook dat vanzelf over.
- Er is een kans dat de katheter van zijn plek schuit waardoor hij niet meer werkt.
Nazorg
In het ziekenhuis word je begeleid door (oncologie)verpleegkundigen, pijnspecialist, physician assistent of de pijnconsulent van het regionaal pijncentrum. De verpleegkundigen controleren je regelmatig om eventuele ongewenste bijwerkingen van de behandeling snel op te sporen, bijvoorbeeld sufheid, veranderingen van polsslag en bloeddruk en er wordt gecontroleerd of je goed kunt plassen. De eerste dag blijft het infuus in de arm zitten en houd je bedrust.
De eerste dagen na de behandeling bepaalt het pijnteam hoeveel morfine nodig is om goede pijnstilling te bereiken. Soms voegen we aan morfine nog andere pijnstillende medicijnen toe. Tegelijkertijd verminderen we de pijnstillers die je eerst gebruikte langzaam.
Zodra de juiste dosering is gevonden, kun je met de pomp naar huis.
De hiervoor opgeleide verpleegkundigen (van het specialistische team van de thuiszorg) nemen samen met de huisarts de zorg rondom pomp en katheter over. De ziekenhuispomp wordt omgeruild voor een handzaam pompje dat je in een heuptasje mee kunt dragen.
De katheter en de draagbare apparatuur belemmeren je weinig in je bewegingen. Wat je wel en niet kunt doen hangt vooral af van hoe je je voelt.
Heb je vragen of problemen als je thuis bent, neem dan contact op met je huisarts of met een verpleegkundige van het specialistisch team van de thuiszorg. Zij zijn dag en nacht bereikbaar en kunnen - als dat nodig is - contact opnemen met de dienstdoende anesthesioloog van het ziekenhuis.
Let op:
- Informeer je arts over medicijnen die je gebruikt en of je allergisch bent voor andere medicijnen als contrastvloeistof, verdovingsmiddel, jodium, een antibioticum of pijnstillers.
- Als je een stoornis van de bloedstolling hebt of bloedverdunners gebruikt, waarvoor controle bij de trombosedienst noodzakelijk is, moet je in overleg met de arts tijdelijk stoppen met het gebruik van deze middelen. Op de behandeldag is dan controle van de stolling van het bloed noodzakelijk (INR waarde).
- Als je bloedverdunners gebruikt buiten de trombosedienst om, zoals Ascal (acetylsalicylzuur) of Plavix, dan moet je hiermee 1 week voor de behandeling stoppen in overleg met de anesthesioloog.
- Na de behandeling kun je de medicijnen voor de bloedverdunning weer innemen, zo nodig in overleg met de trombosedienst of met je behandelend arts.
Actueel medicatieoverzicht (AMO)
Neem een actueel medicatieoverzicht (AMO) mee. Dit overzicht haal je op bij je apotheek en mag maximaal 3 maanden oud zijn. Dit overzicht van medicijnen die je gebruikt is belangrijk zodat wij weten welke medicijnen we zo nodig al dan niet kunnen voorschrijven in combinatie met wat je al gebruikt
Heb je nog vragen?
Als je na het lezen van deze folder nog vragen hebt, aarzel dan niet om deze te stellen aan de behandelend arts. Je kunt tijdens kantooruren ook bellen met met het Regionaal Pijn Centrum, telefoonnummer: 0413 - 40 19 87.
Draagbare medicatiepomp, waaronder een cassette met pijnstillers wordt gekoppeld.